6
I.
1807—1817.
Senes bis pueri.
Al mijn broeders en zusters, evenals ik, werden te Aardenburg
als Franschen geboren. In de maand Juli 1794 rukten Fransche
troepen Staats Vlaanderen binnen en sloeg de later zoo beroemde
Moreaü, als generaal van 32 jaar, het beleg voor de (toen nog)
sterke vesting Sluis, waarbij Aardenburg tot hoofdkwartier diende.
Mijn vader, destijds 25 jaar oud, die goed Fransch sprak ten
gevolge van zijn verblijf op een Protestantsehe Kostschool te
Doornik, toen nog een der zoogenaamde barrièresteden van
Relgië, werd door Moreaü al spoedig en amitié genomen. Hij
moest eiken middag bij den generaal dineeren. De generaal had
zijn intrek genomen in het dubbel huis, thans, naar ik meen,
bewoond door bakker van Leeuwen, t) Toen de vesting zich had
overgegeven, werd mijn vader verzocht te paard hem derwaarts
te vergezellen. Dikwijls vertelde mijn vader, hoe Moreau bij
het intreden der deerlijk gehavende vesting diep getroffen was,
zoodat tranen hem in de oogen kwamen. Bij die gelegenheid
aanschouwde mijn vader aldaar ook de ruïne van woon- en koets
huis des burgemeesters van het „Vrije van Sluis", wiens dochter
twee jaar later zijne vrouw zou worden.
Mijn vader beschreef Moreaü als een bedaard man. Op zekeren
dag met mijn vader aan het diner gezeten, ontving hij een brief,
stak dien in zijn zak en zeide hem bedaard weg: „Robespierre
n'est plus".
Wanneer ik nu mijne herinneringen aan het eerste tijdvak van
het jaar mijner geboorte laat aanvangen, dan zal ik niet beweren,
dat mijn herinneringen tot of bijna tot dat tijdstip teruggaan,
zooals sommigen daarvan wonderbare zaken weten te vertellen.
Men denke slechts aan het sprookje, dat Bilderdijk de goê
gemeente voor waarheid opdischte, als zoude hij als kind van
drie jaren op den schoot zijner moeder Homerus in het oorspron
kelijke gelezen hebben.
1) Nu uo. 375 en 376 te Aardenburg. Bew.