uczic tucaiaiiu met zuiver icuciijiv on anions mi*. umu, men opnieuw beginnen moest, bet wetenschappelijk leven anders organiseeren. De zoogenaamde Algemeene Vergadering, die we nu wederom be leven, is mede een product van de geschiedenis. Zooals mr. Kruseman voor enkele jaren getuigde, is de zoogenaamde Algemeene Ver gadering de slechtst bezochte van alle. Hij schreef dit toe aan het feit, dat de leden het jaarverslag, dat er zal uitgebracht worden, eerlang toch in druk voor zich krijgen. Het zou dus vergefelijk zijn, wanneer ik, op betrekkelijk korten termijn voor de taak gesteld om het jaarverslag samen te stellen, de neiging bij mij had voelen opkomen om met deze instelling zoo haastig mogelijk te breken. Toch is dit niet het geval geweest, want- ik acht het haastig veranderen van historische instellingen uit den booze. Men moet de inrichting eerst goed begrepen hebben, voor dat men een bestanddeel dat men, oppervlakkig gezien, overbodig acht, verwijdert, omdat dit wel kan samenhangen met andere onmisbare of althans heilzame deelen. Men heeft, indien ik het groote met het kleine mag vergelijken, in de laatste jaren de keizers van China, Kusland, Oostenrijk en Duitschland opgeruimd, en geheel zwijgende van de lieden die deze personen hebben vergood of verguisd het heeft mij steeds naïef geschenen, dat men kon denken enkele personen te mogen verwijderen en de rest bij het oude te kunnen laten, en dat terwijl drie van die vier mannen nog hoofden van den eeredienst waren. Van de grenzen van Overijsel tot aan de Ghineesche zee verkeert de wereld in een staat van anarchie, en ik kan niet zeggen dat ik dat een aangename nabuurschap vind. Ik houd het met hervormingen met behoud van den historischen grondslag, en aldus onderwerp ik mij aan mijn plicht en ga ik over tot het uitbrengen van het jaarverslag. In dit jaar had het Genootschap het overlijden te betreuren van één directeur, den heer J. A. Zip, alsmede van de leden A. G. C. van Duyl, H. M. Kesteloo, W. O. Swaving, dr. Th. Dokkum, K. Wielemaker en mr. W. Polman Kruseman. Op dit punt van zijn verslag gekomen, placht mr. Kruseman zichzelf te onderbreken met het uitbrengen van meer of min

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 5