19
onzer ouders, te onzen huize en eischte van onze 69-jarige groot
moeder, dat zij hem het geheele huis zou laten zien. Zij voldeed
daaraan, terwijl ik haar, vol angst voor den barsehen soldaat, ver
gezelde. Deze zette zijn onderzoek tot den tuin toe voort, opende
al de daarin uitkomende deuren, zelfs die, waardoor hij niets dan
een aschbak zag, wat ons later niet weinig amuseerde. Bij het
vernemen van die brutaliteit was mijn vader niet weinig ontstemd,
wat hij dezen ernstig gevoelen deed en hij heeft hem dan ook
nimmer in huis willen ontvangen, niettegenstaande de „Potkijker",
zoo werd hij later in Aardenburg genoemd, nederig groeten bleef
telkens als hij het ouderlijk huis passeerde, ook dan zelfs, wanneer
voor de vensters niemand te zien was. Men begrijpt, hoe wij
ons ook daarmede amuseerden.
lntusschen waren aan hem de overige officieren niet gelijk.
Integendeel, mijn vader had zich over hen en in het algemeen
over de minderen, niet te beklagen. De officieren kwamen veel bij
ons aan huis en we hielden ook van hen, gelijk zij ook jegens ons
zeer aardig waren. Nu en dan werden zij door mijn vader
als maire ten maaltijd genoodigd. Wat echter ons en niet
het minst mijne moeder zeer in hen tegenstond, was hunne weinige
zindelijkheid, vooral het spuwen in huis, wat Pranschen en Belgen
in meerdere of mindere mate met hen gemeen hebben, maar
waarvan wij Nederlanders zoo afkeerig zijn. Zoo gebeurde het
eens in het begin van hun verblijf, dat ze zich in de voornaamste
kamer (de groote salet) bevonden, welke vroeger uitsluitend door
grootmoeder werd bewoond, met een tapijt op den vloer, door
haar tengevolge der tijdsomstandigheden tijdelijk met een andere
kamer verwisseld. Dat tapijt kon echter hunne onhebbelijke
gewoonte niet in toom houden, tot verontwaardiging van mijn
broeder Auriaan, die, onverwijld naar zijn moeder loopende, haar
daarvan kennis gaf. De zindelijke vrouw legde hem echter het
zwijgen op, maar den volgenden dag werd het tapijt niet meer
gezien en werden de heeren voortaan op de planken ontvangen.
En toch waren, vooral destijds, al de officieren uit den adelstand
Wat ons en de burgers in 't algemeen, bijzonder aantrok, was
hun muziek, bestaande uit koperen blaasinstrumenten. Zeer dik
wijls kregen wij die te hooren, soms voor ons huis, waarschijnlijk