23 hoofdstad (tusschen 1770 en 1780) bij gelegenheid eener pro cessie, waarbij hij zich naar het gevoelen der menigte niet eerbiedig gedroeg, op staanden voet het hoofd werd afgezaagd. Geen wonder dus, dat de bewoners van Staats-Vlaanderen tot eene vereeniging met België niet gezind waren. Men vreesde maar al te veel, dat in België de oude veete tegen de „Geuzen" nog niet verdwenen was en dat die vrees niet geheel ongegrond was, zou het jaar 1830 zelfs nog leeren. Later is mij van die audiëntie eene meermalen door mijn vader herhaalde bijzonderheid ingevallen. Tot de deputatie behoorde ook onze neef Jan Hf.nnkqujn, een flink man en de gezondheid zelve. Hij was burgemeester (maire) van Sluis, dat vroeger den naam had, wegens zijne koortsen, de ongezondste garnizoensplaats van geheel Nederland te zijn. Toeii mijn vader dien heer als zoodanig aan den Vorst voorstelde, verklaarde deze hem het beste protest tegen hetgeen men zijne woonplaats tot dusverre had ten laste gelegd. Die scherts van zijne Hoogheid wekte natuurlijk de algemeene vroolijkheid op. De reis der meergenoemde deputatie werd weldra in omgekeerde richting door die des Souvereins opgevolgd en zijne komst te Sluis gaf aldaar aanleiding tot een groot feest. Mijn vader, als hoofd der gemeente, begroette Zijne Hoogheid aan de grenzen en vergezelde den vorst naar Sluis, waar ook mijne moeder en groot moeder heenreden. Met onzen „driebankswagen" volgden ook eenigen hunner kinderen, waarbij ook mijn persoon, onder toe zicht van een onzer dienstboden, bij wier ouders wij aan het feest zouden deelnemen. Wel herinner ik mij, dat wij ons goed amu seerden, maar of wij den vorst zagen, herinner ik mij niet. Alvorens het jaar 1814 ten einde liep, was door de mogendheden beslist, dat Noord- en Zuid-Nederland tot een „Koninkrijk der Nederlanden" zouden worden vereenigd, waarbij Staats-Vlaanderen deel zou uitmaken van de Provincie Zeeland, als vierde en vijfde district. Niet onaardig is het te vernemen, hoe het in die landstreek tot dusver met het muntstelsel was gesteld. Men vond er geld van alle landenNederland, België, Oostenrijk, Frankrijk, alles gangbaar, waarvan ik mij o. a. herinner

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 67