25 dat ik moeder in haren angst de nieuwe Nederlandsche vlag, die nog zoo zelden uit onze woning had gewapperd, van den stok zag losmaken en daarmede naar zolder of vliering snellen, waarbij ik, misschien ook anderen van het huisgezin, haar vergezelde, en hoe ik haar die vlag, in eene kist, onder oude papieren zag weg bergen. Maar hoe veranderde weder die angst in vreugde, toen men de zekerheid verkreeg van de volslagen nederlaag van den „tiran". Die 18e Juni werd jarenlang door de Middelburgsche familie met een „prommelmaal" feestelijk gevierd. Een prommel, thans weinig meer bekend, was een soort van vol-au-vent. In 1816 kwamen mijn vaders broeders en zusters met verscheidene kinderen; ook neef en nicht van der Swalme, als boezemvrienden mijner ouders, sloten zich daarbij aan, te onzen huize, ter viering van dien dag. Ook mijn broeder Adriaan en ik moesten aan het feest deelnemen. De jongste zuster en broeder waren dien dag bij „matresse Nelletje" en kwamen daarna even op het dessert. Wij dineerden in de twee ruimste kamers. Het ging er vroolijk toe, vooral in de kamer der ongehuwden. Den prachtigen zomer nacht brachten wij grootendeels in de dreef door. De partij be stond uit 30 a 40 personen. Den volgenden ochtend reden de gasten, vol van het genotene, in 5 of 6 rijtuigen naar Breskens terug om over de Schelde hunne woonplaatsen weder op te zoeken. Kwam nu de lang verwachte rust bij de Aardenburgsche jeugd bleef de krijgsgeest nog lang achter. Dit bleek nog bij mijn tienden jaardag (5 Jan. 1817). Ik mocht toen jongens vragen en met hen soldaatje spelen. Hierbij kwam mijn broeder, die altijd voor zijn jongere broeders en zusters iets wist te knut selen, ons voortreffelijk te stade. Als jonker (adelborst; hij was de latere vice-adiniraal en minister van marine) had hij reeds twee zeereizen gemaakt. Voor mijne manschappen ik moest natuurlijk commandant van den troep zijn maakte hij schako's van glimmend zwart papier, van voren prijkende met een wit papieren hart, waarin toen de aan de orde zijnde woorden„voor Vaderland en Oranje". Voor mij als commandant en voor mijn adjudant Abraham Steijaard (deze, thans 80 jaar oud, woont ook in Middelburg aan den Noordweg op de buitenplaats Roos en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 69