IV uitvoerige levensberichten omtrent de afgestorven leden. Geheel oorspronkelijk is deze handelwijze niet geweest; dit mag ik wel zeggen, ofschoon de ontwikkeling van het gebruik mij nog niet geheel gebleken is. Met het oog op de algemeene vergadering zorgde mr. Kruseman dus reeds lang te voren, wanneer een lid gestorven was, zich de noodige gegevens uit kranten en tijd schriften, en door navraag bij verwanten en kennissen te verschaffen. Mij ontbrak daarvoor te eenenmale de tijd, en ook schijnt het gebruik niet de instemming van alle leden des Genootschaps te hebben genoten. Naar mijn meening gaf Kruseman of te veel of te weinig, te veel aan die personen, die slechts zeer los aan het Genootschap verbonden waren, te weinig aan hen die het hadden helpen dragen en wier verdiensten dan ook voor het na geslacht mochten worden geboekstaafd door het levensbericht op te nemen in het Archief, of het elders te publiceeren. Dit is wel gebeurd met sommige hoofdpersonen, mr. Lantsheer en dr. De Man in het Archief, met den eerstgenoemde, Nagtglas en de gebroeders De Stoppelaar in de Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Het kwam mij voor, dat ook mr. Kruseman een uitvoerig en gedrukt levens bericht verdiende, en langzamerhand vatte ik dus het plan op om in de plaats van de levensberichten van alle in dit jaar afge storven leden, er één te geven van den overleden secretaris alleen, maar dit dan ook te laten drukken. Terwijl ik met dit plan rondliep, ontving ik de uitnoodiging van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde om voor haar een levensbericht van mr. Kruseman samen te stellen. Na eenig beraad heb ik deze aangenomen, gedachtig aan hetgeen met de zooeven genoemde heeren is geschied. In het geval van Nagtglas is een overdruk van het levensbericht aan alle op Walcheren woonachtige leden uitgereikt, en indien dit ook nu weder plaats had, zou het niet in het Archief behoeven te worden opgenomen. Zelfs zou ik hedenavond verder over mr. Kruseman kunnen zwijgen, te meer omdat de Voorzitter in de eerste vergadering na zijn overlijden zijn nagedachtenis heeft geëerd in eene uitvoerige toespraak. Wanneer ik dan toch iets over mr. Kruseman wil zeggen, zal het van meer persoonlijken aard moeten zijn. (Hier weggelaten.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 6