29 eenige ververschingen te gebruiken, waar ons al spoedig bericht werd, dat men druk bezig was met plunderen van de woning van Libry Bagnano, den bekenden en slecht befaamden hoofdredacteur van het officieus dagblad „Le National". Al spoedig daarop geleidde mijn broeder Mattkeus en ik mijnen broeder Hendrik met zijne dames naar hun hotel en wij spoedden ons daarop naar de „Bue de la Madeleine", alwaar Libry' Bagnano woonde, waar wij onder een luidruchtig getier der menigte verscheurde boeken en papieren en andere voorwerpen de vensters zagen uitgooien. Dit duurde uren en ter herinnering aan dat schouwspel staken wij eenige enkele bladen papieren van de straat bij ons. Maar groot was onze veront waardiging, toen wij de inmiddels aanrukkende jagers te voet door die menigte op eene tergende wijze boorden uitjouwen, terwijl die krijgslieden, verre van zich met kogel of bajonet te doen gelden, eenvoudig de „Bue de la Madeleine" nabij het bedoelde huis kruisten. En toch waren zij in een tamelijk ontzagwekkend getal. Men vertelde en het werd, zoover ik weet, nimmer tegen gesproken, dat er in Brussel volstrekt geen ammunitie was, hoe onbegrijpelijk dit ook klinken moge, daar een eenvoudige leek het ernstige van den toestand kon inzien. Libry Bagnano ging niet van dat vermoeden uit in zijne virulante brochure, welke hij kort na den opstand tegen den Graaf van Bylandt, destijds commandant van Brussel, uitgaf. Verschillende malen werd die vertooning der jagers herhaald en het volk daardoor meer en meer vermetel, zoodat tegen drie uur de zwaardvegerswinkels werden bestormd en men zich wapende. Toen we dit vernomen hadden, kwam het ons het best voor dit oproerig tooneel te verlaten, intusschen was men reeds lang bezig aan het inslaan der réver- bères en op het oogenblik, dat wij de deur mijner woning dicht deden, was dit onder woest getier met de daarbij hangende réver- bère het geval. Van slapen gaan was geen quaestie. Te zes uren reeds waren wij op de in mijne buurt zijnde „Place de la Monnaie" en kwamen wij overeen met een daar staanden koetsier, ons v ooi- veertig francs naar Gent te voeren, waarmede zich onze dames gaarne vereenigden, zoodat wij ons weldra op weg derwaarts be vonden. Voor ons vertrek echter hoorden wij, dat het paleis

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 73