32
Al spoedig breidde zich het Brusselsche oproer over geheel
België uit. Gent echter bleef, als zeer koningsgezind, het langst
getrouw, maar invloed van buiten deed eindelijk ook die stad
aan den opstand deelnemen. De gouverneur van Doorn, Vlis-
singer van geboorte, moest haar verlaten met zijn intiemen
secretaris Makkers, een Middelburger. Mijn vriend Jacobus van
Hoek, controleur van het kadaster te Gent, kwam met zijne
vrouw en zoon, tegenwoordig predikant te Kapelle in Zuid-Beve
land, naar Aardenburg de wijk nemen, meenende aldaar volkomen
veilig te zijn en de bevalling zijner vrouw welke aanstaande was,
gerust te kunnen afwachten, waarbij hij echter, gelijk later blijken
zal, zieh deerlijk vergist had.
Nu en dan boorde meu, dat losse benden, grootendeels in
kielen en gewapend, de oud-Nederlandsche grenzen hadden ge
schonden, geld uit de gemeentekassen van den burgemeester hadden
afgeperst en de Belgische vlag van den toren hadden laten waaien.
Men was dus in de verschillende gemeenten aan de grenzen geen
oogenblik beveiligd tegen eene komst der ongenoode gasten.
Mijn vader, vroeger zoo vol energie, maar meer en meer onder
den indruk van een grooten slag in zijn gezin, besloot zijn eervol
ontslag aan te vragen en met zijn vrouw en jongste dochter
althans het te wachten gewoel te ontwijken en zich te Middelburg
te vestigen. Hij werd in zijne betrekking van burgemeester op
gevolgd door den jongeren en krachtigen heer Jacob Blinden-
bach. Inmiddels had Koning Willem zijn als noodkreet uit
gesproken „te wapen" doen hooren, waaraan allerwege gereedelijk
werd voldaan.
Daar wij, als de jongste drie zoons, met de twee dienstboden
in het ouderlijke huis werden achtergelaten, moest de jongste de
particuliere zaken mijns vaders waarnemen, waarmede hij, als
mijn vader daarin reeds jaren ter zijde staande, vertrouwd was.
Op het kantoor van mijn broeder den notaris was nog een broer
werkzaam, die later dienst nam bij de „jagers van van Dam"
in Noord-Brabant, ik drong er op aan om dadelijk dienst te
nemen, maar mijn vader kwam er ernstig tegen op, gesteund door
mijn broeder, den dokter, op grond van mijn teringachtig gestel.
En hiertegen kon ik niet veel inbrengen. Reeds op de Latijnsche