42 waarheid vernam, werd zij doodsbleek en dreigde flauw te vallen. Het was later ook door tusschenkomst van den oudsten zoon dier familie, dat ik van mijne te Brussel achtergelaten goederen weder in het bezit kwam. Wij werden in de groote kamer gebracht, waar ook de graaf d'Or.igny met zijne beide officieren bij ons bleef, met een schild wacht voor de kamerdeur. Jaspin, die met ons te Maldeghem was, vervolgde al spoedig zijne reis naar Brussel, terwijl wij met de officieren aan een soüper gingen, hetwelk door de gevangenen besteld en door juffrouw Storm werd opgedischt. Het ontbrak ook niet aan wijn en we hadden zelfs de demi-tasse met de pousse-café niet vergeten. Het ontbrak mij in die kamer vooral niet aan vluchtige her inneringen aan de dagen mijner jeugd, toen wij van de „Brugsche pand" over Maldeghem terugkeerden, vol van het genotene in die kamer onze laatste pleisterplaats hielden, veelal (in de eerste dagen van Mei) rond den grooten haard gezeten bij de heldere, flikke rende vlam van een takkenbos, terwijl wij ons aan eenige ver snaperingen, van de „Pand" meegebracht, te goed deden. Met welke gesprekken wij met onze gasten den tijd doorbrachten, dit kan ik mij met geen mogelijkheid herinneren. Wel verstonden wij het Fransch, maar den meesten onzer was het Fransch spreken ongewoon, zoodat zij wel het meest aan het woord geweest zullen zijn. Eindelijk zou men wat gaan rusten. In de kamer stonden 2 ledikanten en hoe wij ook protesteerden, de officieren wilden, dat wij daarvan gebruik zouden maken. Alle vier gingen wij, twee aan twee, te bed, terwijl zij op den grond zich ter ruste legden. Of ik veel sliep, herinner ik mij niet meer, maar wel, dat wij reeds vroeg bij de hand waren en toen al spoedig van kapitein d'Okigny vernamen, dat wij op bevel van Grégoire naar Aar denburg moesten terugkeeren. Alvorens die terugtocht aanving, vroeg ik aan juffrouw Storm de rekening van het souper en déjeuner en we waren niet weinig verbaasd, toen zij ons zeide, dat alles betaald was. Van gast- heeren waren wij dus gasten geworden, dank zij der Fransche hoffelijkheid van d'Origny, wien wij daarvoor onze hartelijke

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 86