43 erkentelijkheid betuigden. Niet minder blijkt het humaan en edel karakter diens krijgsmans uit zijn brief aan den overste Ledel van 3 Nov. 1830, waarbij hij dank betuigt voor de menschlievende behandeling van zijn krijgsmakker David. Wellicht was ook die menschlievende behandeling niet zonder invloed op het gedrag te onzen opzichte. Voor wij Maldeghem verlieten, waren wij nog getuigen van een der gevolgen van den strooptocht der Vlamingen. In den nacht van Zaterdag op Zondag was door eenigen dier stroopers de buitenhangende wasch op de Elderschans naar Maldeghem medegevoerd. De strooper werd ontdekt en het gestolen goed van hem teruggevorderd. Hoe dit nu in zijn werk ging, weet ik niet meer, maar wel, dat d'Origny heftig uitvoer over de schandelijke rooverijen, waaraan men zich in Aardenburg en omstreken destijds had schuldig gemaakt. Opgeruimder dan bij ons komen verlieten wij Maldeghem en kwamen wij in den voormiddag te Aardenburg terug, waar wij in de straten barricaden zagen opgeworpen, wat ik meen, dat in geen andere Noord-Nederlandsche plaats gezien werd. Wij ver moedden, dat dit in verband stond met ons reisje naar Maldeghem, wat ons al spoedig bleek juist te zijn. Toen wij ons bij Grégoire vertoonden, gaf hij ons te kennen tot een en ander te zijn over gegaan, om zijne manschappen gerust te stellen. Later vernamen wij, dat 3 Aardenburgers het gerucht hadden verspreid, dat in den nacht van 4 op 5 November overste Ledel een aanval op Aardenburg zou doen en de burgers zich met hem tegen de Belgen zouden vereenigen met 300 geweren, welke zij daartoe in Aardenburg verborgen hielden. De vier gijzelaars waren de dupe geworden van dat sprookje. Door zijne spionnen had Ledel onze opvoering vernomen en daarop onverwijld een dreigenden brief aan Grégoire doen toe komen, met de sommatie, dat de heeren van den Broecke in den loop van den volgenden dag zich bij hem Ledel te Oostburg zouden presenteeren. Teneinde daaraan te voldoen, verzocht Grégoire mijn broeder Adriaan en mij ons naar Oostburg te willen begeven. Wat nu wel de juiste reden was, dat Grégoire zoo gewillig daaraan voldeed, is moeilijk te bepalen. Toch is

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 87