IV
legde op de omstandigheid dat hij een Zeeuw was. Waarom hij
dit deed, begreep ik toen niet, en toen het feit voor eenigen tijd
in mijn herinnering opdook, kon ik er ook geen verklaring voor
vinden. Wel heb ik intusschen geleerd dat er weinige zulke
overoude Zeeuwsche namen zijn als die van Bolle, en ik begrijp
dat de dragers van dien naam deze provincie op bijzondere wijze
moeten beschouwen. Dit nu zou een reden zijn, dat zij ook het
tweede doel van ons Genootschap met kracht hielpen bevorderen.
Dat de overledene dit gedaan heeft, is mij niet gebleken, en ik
bedoel ook allerminst hem te verwijten, dat hij niet als dr. De
Man, naast de geneeskunde, de oudheidkunde van Zeeland bestu
deerd heefthij heeft waarlijk genoeg buiten zijn eigenlijk vak
voor de gemeenschap gedaan. Maar wel vind ik hier een onge
zochte aanleiding om een beroep te doen op andere dragers van
oude Zeeuwsche namen, die niet door drukke bezigheden worden
weerhouden om het Genootschap met kracht te ondersteunen.
Van jhr. mr. D. G. van Teylingen, in de vorige week over
leden, mag ik in herinnering brengen, dat hij van 1876 tot 1878
lid van het bestuur, en van 1880 tot 1885 voorzitter van het
Genootschap is geweest. Tijdens zijn voorzitterschap zijn van
verschillende verzamelingen naamlijsten uitgegeven. Twee van
deze verzamelingen heeft hij zich persoonlijk meer aangetrokken
het penningkabinet, waarover hij, toen het conservatorschap vacant
was, zich welwillend bereid verklaarde de zorg op zich te willen
nemen, een besluit waarop hij wegens vele ambtsbezigheden spoedig
heeft moeten terugkomendan de Zelandia lllustrat.a, die hij
na het vertrek van den heer Nagtglas een jaar lang heeft beheerd.
In November 1884 heeft hij voor de leden een lezing gehouden
over de Stadswisselbank gedurende de eerste 100 jaren van haar
bestaan. Voor de inrichting van de ouderwetsche kamer heeft
hij een kamerkast geschonken. Indien ik door deze mededeelin-
gen aan zijn verdiensten te kort heb gedaan, wijte men dit aan de
kortheid van den tijd die sedert zijn dood is verloopen.
De achttien in de vorige Algemeene Vergadering benoemde
nieuwe leden namen, op twee na, hunne benoeming aan. Het
lid mr. J. Loeff verzocht als directeur te worden overgeschreven.