JAARVERSLAG OVER 1919-1920,
UITGEBRACHT
in de Algemeene Vergadering van 7 April 1920
DOOR DEN SECRETARIS VAN HET GENOOTSCHAP
D r. K. HEERINGA.
Geachte Toehoorders
Het is de tweede maal dat ik een jaarverslag aan u uitbreng,
maar toch heb ik eerst nu een vol jaar als secretaris meegemaakt,
zoodat ik kan spreken met het vertrouwen, dat alleen deze
ervaring geven kan. De viering van het anderlialve-eeuwfeest
van het Genootschap heeft mij gedwongen mij een beeld te
vormen van zijn geschiedenis in een lang tijdperk, en ik heb dit
in eenigszins korten tijd moeten doendo kennis van het gewone
leven in een genootschapsjaar is rustiger en geleidelijker tot mij
gekomen. Verschillende vragen en moeilijkheden doen zich in
den loop van een jaar voor het bestuur, in 't bijzonder voor
zijn secretaris, op, waarvan de oplossing meestal door den aard
zelve van de zaken gegeven wordt, soms door het raadplegen
van antecedenten gemakkelijk wordt gemaakt, doch soms ook niet
voor de hand ligt, ja onbereikbaar schijnt. Op enkele daarvan
wil ik in het voorbijgaan wijzen, mij aanbevolen houdende voor
nuttige wenken.
Archief 1920. a