8 steken, geen kaarsen uitblazen of uitsnuiten, zelfs niet bij het heengaan, en dergelijke merkwaardige dingen meer. Het was dus op het laatst der 18e eeuw niet altijd couleur de rose voor de Academie. Daarbij kwam, dat mevrouw Gote, weduwe J. M. Holtzhey, in 1798 liet weten dat, bij gemis aan fijn zilver, niet meer door haar de medailles der Academie konden worden geleverd. Dat was inderdaad een lastig geval. Gericke, ter hulpe geroepen, beloofde in Holland te zullen informeeren of men daar de penningen zou kunnen en willen slaan. Het ant woord luidde gunstig, maar de onkosten zouden minstens twee ducaten hooger komen, dan tot nu toe het geval was. Dit mocht niet. Besloten werd Gericke te verzoeken eenige afgietsels te maken, men zou die gegoten penningen zonder ketting uitreiken. Dit werd in 1800 nog eens herhaald, toen de primus in't pleister een dergelijk exemplaar ontving „wijl geen geslagene meer voor handen waren". Het teekenen „naar het leven" was in 1799 tengevolge daarvan afgeschaft, het bleef gelukkig tot een tijdelijken maatregel be perkt. Geen wonder dat men in 1803 wel mooie plannen maakte voor een passende feestviering bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan der Academie men sprak o. a. van decoratie en illu minatie van het gebouw -- maar dat de uitgeputte kas alle ge maakte voorbereidingen deed vervallen. Om toch iets te doen, zouden de namen der honoraire leden, die gedurende die 25 jaren de Academie geldelijk hadden gesteund, in een kunstsnijwerk worden vereeuwigd. Het lid J. H. Heijers nam op zich het in papier te snijden en te boetseeren, deze fraaie lijst zou dan tevens dienen tot aansporing der overige honoraire leden. Bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan in 1828, hadden de toenmalige leden niet meer het genoegen hunne namen kunstig beschreven te zien. Men bepaalde zich tot een kunstbeschouwing van werken van de in Middelburg wonende, of wel het onderwijs aan de aldaar bestaande Academie genoten hebbende meesters en beoefenaren der beeldende kunsten. De heer P. Herklots sprak de feestrede uit, die later in druk verscheen. Zooals men weet, werden de lessen in lokalen boven de stedelijke waag gehouden, die echter niet toereikend waren, zoodat ook van zalen in de Sociëteit van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1921 | | pagina 66