11
uitersten nood zou worden verkocht, zelfs al bood men tot 2000
toe, men zou het niet verkrijgen". De schilderij prijkt thans naar
ik meen, als een ster der eerste grootte in the National Gallery te
Londen. Ter eere van Peekois moet worden gezegd, dat hij tot
het laatst toe tegen den verkoop gekant bleef en aanraadde het
stuk te behouden, ook omdat het waarde aan de A cademie gaf
en vele liefhebbers trok. Of op de overige schilderijen ook een
bod is gedaan, vond ik in de notulen, die ik heb doorgezien, niet
vermeld, in ieder geval waren zij in het begin dezer eeuw nog
in de zalen van het Kunstmuseum te zien; nadien zijn zij in 1902
bij de Firma Fred. Muller t) te Amsterdam in openbare veiling
verkocht.
Een tweede tegemoetkoming aan de uitgeputte kas was een
bezoek aan de Academie van Koning Lodewijk Napoleon in 1809,
die bij die gelegenheid f 3000, namelijk zes assignaties, ieder
groot f 500, aan de nuttige instelling schonk.
Of aan den edelmoedigen vorst een exemplaar der medaille in
goud of in zilververguld is vereerd, vond ik in de notulen niet
vermeld. Het bleef echter zaak de zuinigheid te betrachten en
met dit doel voor oogen werden de prijsboeken niet meer in
marokijnen, maar in schildpadden banden gebonden, wat veel goed-
kooper uitkwam. In genoemd jaar waren slechts 72 betalende
honoraire leden ingeschreven, die te zamen 129 rijksdaalders
bijbrachten. De inkomsten liepen tot f 545 op, maar werden
door de uitgaven overtroffen. Na 1815, het jaar der herleving
van Nederland, ging de Academie weder in bloei vooruit. Het
getal honoraire leden steeg tot 219, bijbrengende f 569, terwijl
de leerlingen f 270 betaalden.
Wij hebben gezien, dat tot nu toe de belooningspenningen
bestonden uit:
lo. een gedreven zilververgulde medaille van groote afmeting;
2o. een afgietsel daarvan eveneens in zilververguld
3o. op stempels geslagen zilveren penningen;
4o. deze met goud overtrokken.
1) De catologus der veiling met opgave der behaalde prijzen is in de Provinciale
Bibliotheek alhier aanwezig.