12 Zijn de beide eerste in geen standaardwerk afgebeeld te vinden, met de derde is dit wèl het geval. In het vervolg op Van Loon, pl. 49, is deze penning onder no. 535 afgebeeld en op p. 129 aldus beschreven „Voorzijde: een Genius, omringd van voorwerpen op bouw-, schilder-, meet- of teekenkunst betrekking hebbende, beschouwt met opgetogenheid een rijzende zon. In de afsnede het wapen van Middelburg en op den sokkel C. Kockers fee. Om den rand VERNUFT EN VLIJT. Keerzijde: In een mirtenkrans: TEEKEN ACADEMIE VAN MIDDELBURG. Deze penning komt met en zonder ring voor. Zilververguld". De voorstelling der figuren wijkt in details af van de Gericke medaille; zoo is de zon niet bol maar vlak, de zonnestralen be slaan de geheele breedte van den penning. Bij den hamer achter den Genius is de rol papier aangebracht in plaats van onder het palet, zooals dit op het zegel en bij de GEiuciCE-medaille voor komt. De zonnestralen zijn uiterst fijn geteekend en van ver schillende hoogte. De zee is minder gegolfd en heeft twee kleine schepen aan den horizon. De keerzijde heeft een fraaien lauwerkrans. Diameter 44 m.M., weegt met oog en ring bij mijn exemplaar 47 gram. Het vervolg op Van Loon beschrijft onder no. 535 B een varië teit van deze medaille met kleiner zonnebal en zonder naam van den stempelsnijder. De keerzijde heeft onder den krans de initialen I. P. en I. v. O. Dir: (ecteuren). C. Kockers E (ecit). Daar deze penning slechts als unicum in lood bekend is, kan het stuk niet anders dan een afgekeurde proef zijn geweest. Er kwam echter wijziging in het uitreiken der prijspenningen en wel naar aanleiding van een Kon. Besluit van 13 April 1817, verschillende punten vaststellende, ten einde te voorzien in de behoeften van het onderwijs der beeldende kunsten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1921 | | pagina 70