13
Art. 3, Teeken-Akademiën, zegt hieromtrent:
„Tot aanmoediging zullen jaarlijks een zeker aantal zilveren
of zilververgulde medailles worden verstrekt".
De Rijksprijspenningen zijn o. a. beschreven bij Dirks j) onder
nos. 118 en 119, p. 113 en 113. Ze zijn van verschillende tee-
kening en grootte. De stempels zijn door Jean Henri Simon te
Brussel gesneden.
1. Voorzijde: Minerva, gezeten, rustende met haar linkerarm op
een met het gekroond rijkswapen prijkend altaar, waarop in
den rechterhoek een S.(imon) zichtbaar is. Zij reikt met de
rechterhand een krans uit en met de linker houdt zij een hoorn
van overvloed vast. Voor haar voeten staat een passer, winkel
haak en rol papier.
Keerzijde glad.
Groot 37 m.M. Zilver.
2. Minerva, van ter zijde gezien of aan de linkerzijde van den
penning gezeten. Met den linkerarm steunt zij op een voetstuk,
waarop het TVederlandsche wapen is uitgehouwen. In de linker
hand houdt zij een omgekeerden hoorn van overvloed en in
de rechter een krans. Aan haar voeten liggen een palet, winkel
haak, passer en rol papier. Achter het voetstuk is een borstbeeld.
Daaronder een S.(imon).
Keerzijde Twee aanéén gestrikte lauwerkransen.
Groot 47 m.M. Zilver.
Het was eerst bij de prijsuitdeeling van 1822 dat van de nieuwe
Kon. prijspenningen hier ter stede gebruik werd gemaakt. Namens
den gouverneur der provincie ontving de Academie twee groote
en twee kleinere zilveren medailles om tot eerste prijzen voor de
klassen teekenkunde, levend model, enz. te worden bestemd. Op
de keerzijden zouden inscripties worden gegraveerd. Dit is jaren
lang geschied door J. H. Reijers, daarna door van Prooijen en
J. P. Roest.
1) BeschrijviDg der Nederlandsche of op Nederlaud en Nederlanders betrekking
hebbende penningen, geslagen tusschen November 1813 en November 1863, door
mr. Jacob Dtrks, 1ste deel, p. 112 en 113.