26
maken, daarvoor bezitten wij een welsprekend getuige in Edmosdo
de Amicis, die er in de beschrijving van zijn reis door Neder
land onderhoudend van vertelt Waarom zou dat oudtijds
anders zijn geweest? Men behoeft niet eens aan te nemen, dat
de Kadzandenaars, die zeker reeds omstreeks 1270 verre zeereizen
maakten 2), in het buitenland de faam hebben verkondigd van
hun dijken, die voor henzelf immers niets ongewoons waren, maar
dat er in de dertiende eeuw Italianen gevonden werden, die bij
hun thuiskomst uit het land van Brugge het dijkwezen van die
streek als een merkwaardigheid met hun landgenooten bespraken,
lijkt, het zij nogmaals gezegd, werkelijk geen gezochte onder
stelling, en, dit toegegeven, zal Dante zeker eerder de combi
natie BruggeKadzand dan BruggeWissant hebben hooren
noemen.
Wie de zaak aldus inziet, bevindt zich in illuster gezelschap.
Onze dichter Pieter Cornelis'/.oon Hooft (15811647) kende
de Divina Commedia, blijkens zijn vertaling van den regel
„Arnor ch'al cor gentil ratto s'apprende" 3)
door deze woorden
„De min, die ras int edel hart ontfonckt" 4), en op de eenige
plaats, waar hij in zijn gedichten Dante uitdrukkelijk noemt 5),
in de regels:
„Dit Vaderlant compt toe een deel van Dante's lof,
Diet Aertrijck dacht te laecli tot hoger diclitens stof",
zinspeelt liij zonder twijfel op Inf. XV, 4-12.
„Dit Vaderlant", dat is: de landen, vereenigd door de Unie
van Utrecht (1579), waartoe ook het Vrije van Brugge met
Kadzand sedert 1580 behoorde. In het jaar 1600, toen de jonge
Hooft deze ontboezeming te boek stelde, was Kadzand echter weder
1) Olanda, 1.
2) L. Gilliodts van Severen, Coutumes des petites villes et seigneuries encla-
vées du quartier de Bruges, II, 4.
3) Inferno V, 100.
4) P. C IIooft's gedichten, edid. Leendertz, 14.
5) In den Brief aen de earner in liefd' bloeyende, vs. 197198; ibid. 10.
Zie J. Berg, Over den invloed van de Italiaansche letterkunde op de Nederlandache
gedurende de 19e eeuw, 166.