0 II een matige ontwikkeling vatbaar acht, van oordeel zijn, dat het gestelde doel onbereikbaar en de naain te pretentieus is. Naar het schijnt heeft het Genootschap in den eersten tijd van zijn bestaan met kritiek van de eerste soort te kampen gehad en het staat vast, dat in lateren tijd herhaaldelijk de tweede opvatting verdedigd is 2). Om de gegrondheid dier aanmerkingen te kunnen toetsen, is het noodig het doel en de middelen wat nader te beschouwen. Het doel blijkt allereerst uit den naam van het Genootschap. Wat wil nu deze naam zeggen, wat beteekent het woord weten schappen De beantwoording van deze vraag vereischt slechts weinig woorden, die in hun samenhang gemakkelijk te begrijpen zijn wanneer zij volgerfs hun eenvoudige, werkelijke beteekenis en dus niet als wonderlijke geheimzinnigheden worden' opgevat. Het subject, het ik, vindt bij zijn ontwaken tot bewustzijn het object, de buitenwereld, tegenover zich. Beide zijn eindig, want zij begrenzen elkander en het eene eindigt waar het andere begint. Daar het subject in wezen of aanleg begrip is, tracht het van nature het object, of datgene wat het buiten zich heeft, te be grijpen, te omvatten, in zich op te nemen en aan zichzelf gelijk te maken, zooals in het zuiver natuurlijke leven eveneens het subject zijn voedsel in zich opneemt en aan zichzelf assimileert. Men kan iets met zijn handen of op andere lichamelijke wijze be-grijpen en men kan het met den geest doen. In het laatste geval heet begrijpen denken en naarmate nu het subject als het denkende op zijn wijze het object leert begrijpen, of omvatten, pf in zich opnemen, maakt het daardoor het object meer gelijk aan zichzelf, aan het subject dus. Het werkelijke begrip begrijpt dus het aanvankelijk vreemde als het eigene, als begrip dus en blijkt ten slotte het oneindige te zijn omdat het niet meer door wat anders, maar door zichzelf begrensd wordt. Daar het zichzelf begrenst is het meteen onbegrensd of oneindig, want waar het 1) Zie Jaarverslagen betreffende bet archiefwezen en de oudheidkundige verza meling der gemeente Vlissingen over bet jaar 1917, bijlage, blz. 29, en Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwscb Genootschap der Wetenschappen, dl 1, Historie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, hlz. X. 2) Zie Archiet van het Zeeuwsch Genootschap, 1919, hlz. 11.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1922 | | pagina 10