V
de stichting van liet Genootschap en nog steeds niet is afgeloopen.
Zij is te vergelijken met verschillende andere bewegingen van
eenigszins overeenkomstigen aard. Zoo is b.v. de oude Vereeniging
van genees- en heelkundigen in Zeeland geworden tot de af deeling
Zeeland van de Nederlandsche maatschappij tot bevordering der
geneeskunst. Zoo zijn de oude provinciale archieven tegenwoordig ge
organiseerd in een stelsel van Rijksarchieven. Het algemeene doel
der gewestelijke instellingen gaat nooit te loor maar wordt steeds
overgenomen door een organisatie van hoogere orde. Totdat dit
tijdstip ook voor ons Genootschap zal zijn aangebroken, zullen
wij moeten blijven geven en nemen en hiertegen kan toch
eigenlijk geen bezwaar bestaan, juist omdat dit compromis voor-
loopig noodzakelijk is om ons tegen het vervallen in eenzijdigheid
te behoeden.
Ook de volledige titel van ons tijdschrift, het „Archief", is
met dit inzicht in overeenstemming. De inhoud staat voornamelijk
in betrekking tot Zeeland, maar een lid, dat een voordracht heeft
gehouden over een niet speciaal Zeeuwsch onderwerp en deze
niet wenscht te publiceeren in een vaktijdschrift, behoort voor
zijn stuk ruimte te kunnen vinden in het „Archief".
De naam van het Genootschap is juist, naar ik hoop te hebben
aangetoond; aan het doel kan zonder het bestaan van het genoot
schap in gevaar te brengen van buitenaf niet getornd worden;
het modificeert zichzelf terwijl het zich in wezen gelijk blijft
Hoe staat het nu met de beschikbare middelen? De beide voor
naamste functies bestaan volgens art. 1 der Wet in het uitgeven
of het bevorderen der uitgave van tot het doel dienstige ge
schriften en het houden van wetenschappelijke bijeenkomsten. De
eerstgenoemde werkzaamheid is door de schaarschte der geldelijke
inkomsten geleidelijk hoe langer hoe meer ingekrompen, zoodat
het zwaartepunt tegenwoordig ligt in het houden van voordrachten.
1) Vergelijk het oordeel van Dr. J. C. de Man: „Als vanzelf is ons oud genoot
schap geworden een genootschap van oudheidkunde", aangehaald en besproken door
Dr. K. Heeringa in zijn belangrijk Verslag, opgenomen in het Gedenkboek van het
Zeeuwsch Genootschap, 17691919, blz. 16 en 22. Dr. Ileeriuga bestrijdt het eerste
gedeelte der uitspraak van Dr. De Man, terwijl m. i. het laatste gedeelte voor
onzen tijd niet meer geldt.