xviii
teruggekeerd. In liet volgende jaarverslag zal over deze belangrijke
aangelegenheid meer kunnen worden meegedeeld.
Het herbarium onderging geen verandering.
Het verslag der Conservatrice van het munt- en penning
kabinet luidt aldus:
„Einde Juni 1921 genoot de numismatische verzameling de
eer door een 12-tal leden van bet Kon. Ned. Genootschap voor
munt- en penningkunde, dat hier ter stede zijn jaarvergadering
hield, bezichtigd te worden. Met belangstelling werden de ver
schillende rubrieken bekeken, waarbij vooral de 17-eeuwsche ge
denkpenningen, de noodmunten en de gildepenningen de aandacht
der heeren trokken.
Minder tijd dan in 1896, toen het Genootschap eveneens in
Middelburg vergaderde, werd aan de bezichtiging der zoogenaamde
Homburgsche muntjes besteed, wat verklaarbaar is, doordat de
meeste der aanwezige leden meer penningkundigen dan muntkun-
digen waren. De heer Scliarp, de grootste verzamelaar van Ro-
meinsche munten in ons land, kon hier in de onbeduidende
collectie antieke munten niets van zijn gading vinden.
Geschenken van Zeeuwsche munten en penningen werden dit
jaar zoo goed als niet aangeboden.
De aanwinsten zijn als volgt:
A. Munten.
1. Kleinbrons van een niet meer te bestemmen Romein-
schen keizer. Op de keerzijde ziet men een zittende
figuur naar rechts. Van het omschrift nog lees
baar AVGBrons.
2. Duurstede. Frankische tiers de sou of triens.
AESTAT FIT.
Keerzijde: MAAELNVS in spiegelschrift Bleek goud.
Fraai bewaard exemplaar.
3. Angelsaksische sceatta.
Wolvin, met hooge voorpooten, de kop sterk ge
bogen tot op den grond. Twee zittende figuren,