17 kleine Portugeesch-Joodsche Gemeente. Enkele jaren later zou zij echter eene aanzienlijke uitbreiding verkrijgen, doordat vele Joden uit Brazilië in ons land eene toevlucht zochten. Oorspron kelijk was dit eene Portugeesche bezitting, waarheen misdadigers, lichte vrouwen en ook Joden vervoerd werden. In 1624 werd deze kolonie door de Nederlanders veroverd, maar reeds dertig jaar later ging zij door hebzucht, wanbeheer en verwaarloozing voor ons verloren en kwam opnieuw in het bezit van Portugal. Alle Joden, uit Nederland afkomstig, wier aantal zeer was toe genomen, moesten toen het land verlaten. Velen hunner keerden naar hier terug en zoo gebeurde het, dat in 1654 meerderen van hen Middelburg tot woonplaats kozen. Dit kon natuurlijk niet onopgemerkt blijven; ook den Kerke- raad kwam dit ter oore en deze achtte het eene zaak van zulk een belang, dat in de Kerkeraadsvergadering van 14 November daarover opzettelijk werd gehandeld. Wat de uitslag er van was, zeggen ons de notulen met deze woorden Alsoo gemelt wort, dat verscheyde families van Joden uit diverse quartieren hier te stede zyn comen woonen ende hare vergaderingen hier en daar houden, is goetgevonden, sulx de E. Magistraat bekent te maken, ten einde zy daer in gelieven te vigileren na consciëntie tot eere van hare stad ende bewaring van de suivere gereformeerde Eeligie". De praises en scriba werden daarop gedeputeerd, om dit besluit den Magistraat - bekend te maken; deze beraadslaagde er spoedig over en vaardigde af Mr. Piet er de Hübert, Schepen der stad en ouderling der gemeente, om den Kerkeraad mede te deelen, wat besloten en gedaan was. Dit geschiedde in de vergadering van 28 November; genoemde Br. ouderling rapporteerde, dat de Magistraat eenige Joden ontboden had en „hun afgevraegt synde, wat voor exercitie onder hen omgaat, sy geantwort hadden, hoe dat se ter cause van het overgeven van de kust van brasil aan de portugeesen, hier in deze stadt gecomen synde sy ja wel wat in meerder getal byeengekomen waren, doch haerselve wel quamen te wachten, van Christus te lasteren ofte eenige ophitsinge aan de Christenen te doen, maar dat se alleen de wet daar quamen te lesen en dat se verders luiere ordinaire boeeken aan d'eerwaarde magistraat hadden overgegeven, welcke nu aan al de predikanten werden gepresen- Archief 1922. 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1922 | | pagina 73