21 der synode ende godtgeleerde theologanten der gereformeerde kke dat men liaer niet alles in desen mag toelaeten". Dit advys, met zooveel zorg opgesteld, had niet de uitwerking, die de Kerkeraad zieli ervan zal hebben voorgesteldhet werd in de vergadering van Wet en Raad voorgelezen en onder vriende lijke dankzegging voor kennisgeving aangenemen. Bleek hieruit reeds, dat de Magistraat niet terstond met gestrengheid tegen de Joden wenschte op te treden, kort daarop gaf het Stedelijk Bestuur zelfs een bewijs, dat liet hen niet ongenegen was. Want den 4,den December 1655 werd aan de Joodsche natie vergunning verleend, om een stuk grond van een half gemet, dat zij buiten de Langevielepoort gekocht had, tot begraafplaats in te richten, „mits dat sv daeromtrent (bij 't begraven) geen ceremonien sullen plegen". Deze welwillende houding van de Overheid weerhield echter den Kerkeraad niet, scherp op de Joden toe te zien; zoo werd in de Kerkeraadsvergadering van 30 October 1655 het gerucht medegedeeld, dat de Joden „met te grote vryht ter 's Pinto's (buys) by den anderen comen" en werd besloten „daarnaar te vernemen, om naar eys van saeke de E. Magistraat daerover aan te spreken, alsoock te vnemen naer sekere Christendochter, die naest 's Pinto's woont en haar te waerscouwen". Deze Paulo Jacomo de Pinto waarschijnlijk een Jood uit een adellijk Spaansch geslacht en een groot handelaar -bezat en bewoonde liet huis, genaamd St. Pieter (Rouaansche Kaai G 153); daar werd de Synagoge gehouden en hadden de godsdienstoefeningen plaats, die den Kerkeraad vooral groote ergernis gaven. Dien tengevolge nam hij 7 November 1655 het besluit „nog naeder te vernemen aengaende de exhorbitantien, die de Joden gesevt werden te plegen". En toen daarop den 13den November 1655 nader rapport was uitgebracht „is goetgevonden, daerover door gedeputeerden van dese vergaderinge by den Achtbaren magistraat te doleren met versoek dat liaer Achtbaren daerover gelieven sulcken order en reglement te stellen, dat alle schandalien en ergernissen int toecoincnde mochten werden voorcomen". Welk gevolg deze dolering heeft gehad, wordt niet bericht; in .de no tulen van de Vergadering van Wet en Raad van 25 November

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1922 | | pagina 77