22 wordt alleen liet rapport vermeld; waarschijnlijk heeft zij wel iets geholpen, want eerst een jaar later wordt weer over de Joden gehandeld. In de Kerkeraadsvergadering van 3 November 1656 wordt nl. besloten „te vernemen na eene docgter gecomen uit Engelant woonacgtig by een Jode op de dwars-kade die in pe- rykel sou staen om tot het Jodendom te vervallen". Op deze zaak wordt niet nader teruggekomen; de uitslag van het onder zoek schijnt dus bevredigend geweest te zijn. Ruim een jaar later gaven de Joden nieuwe reden tot ergernis; in de Kerkeraads vergadering van 22 Maart 1658 werd gerapporteerd „dat wanneer de Joden hunne kinderen hier quamen te besnyden, vele Chris tenen van verscyden staet out en jong van jaere selfs vrouwen en dan selfs uit nieuwsgieright daer omtrent quamen kiken". De Kerkeraad resolveerde „degelijk van desen handel te vernemen en alsdan daer ontrent soodanige resoluties te nemen waerdoor de al te grote vrylieit van de Joden alhier sou mogen gestuyt werden". De zaak werd onderzocht en waar bevonden; daarop werd in de vergadering van 13 April 1658 goedgevonden, „dat die per sonen door den predikant van 't wyk sullen aengesproken en daer over tot verbeteringe vermaent". Tevens werd besloten, pogingen aan te wenden „dat een bequaem persoon voor predi kant na esiquebo mogte gesonden worden also verstaen wert dat vele Joden haer derwart transporteren en tegen deselve te vigi leren". Veel grooter beroering echter dan dit bijwonen van de besnij denis van Joodsche kinderen verwekte een ander geval; in de vergadering van 3 Juli 1660 toch werd besloten er naar te vernemen, of waar was, dat eene dochter van Pintho met haer vaders (half-)broer getrouwt is". Terstond werd een onderzoek ingesteld en reeds in de vergadering van 10 Juli rapporteert Ds. Duyvelaer ,,'t seker en waer te zyn, dat de dogter van Pinto getrouwd is met haers vaders halve broeder". Na bespreking wordt goedgevonden „den achtb. Magistraet aan te spreken, opdat door haer authoriteit soodanige huwelicken souden mogen gestuit en gerescindeert werden als gaende tegen hare wet en plaecaat van politie". Tevens wordt besloten, „haer Eachtb. te versoecken te willen ordoneren dat voor het toekomende de Joden alhier voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1922 | | pagina 78