23 den Kerkeraet souden ondertrouw doen gelyck Papisten, Mennisten, Lutersche ende andere gewoon syn te doen". Men verlangde dus, dat met alle gestrengheid zou worden opgetreden de Joden echter trachtten van hun kant dit huwelijk te rechtvaardigen o.a. door te beweren, dat in Amsterdam zulke huwelijken werden toegelaten. Dit bracht den Kerkeraad tot het besluit in zijne vergadering van 24 Juli 1060 „dat men sal schryven naer Amsterdam om te vernemen na de gelegentheyt van sulcke huwelycken, om, indien 't niet waar bevonden mocht worden, des te vigureuser 't geval by de E.E. Magistraet tegen te gaan". Het antwoord op dit schrijven werd voorgelezen in de verga dering van 11 September 1660 en kwam hierop neer, „dat de Commissarissen over houwelycks saken aldaer niet en weten, dat soodanige houwelycken daer geschiet zyn". Tot een bepaald besluit kwam het nog niet; men wilde eerst in allen deele volkomen zekerheid hebben. Daarom werd den Igden October 1660 aan den predikant van de wycke opgedragen, nader te vernemen by den Heer Secretaris Beaumont over deze huwelycks sake. Dit gebeurde en nu men hiermede alles onderzocht had, wat men wenschte te weten, werd in de vergadering van 22 October 1660 „goetgevonden, dat men de E. E. Magistraet serieuslyck zal recommanderen dat se gelieven te vigileren tegen al sulcke inbreuken tegen de goddelycke wetten en polityke ordinantiën, constringerende de Joden, dat se haere ondertrouwinge niet so heyinelvck onder haer en sullen in 't toecomende doen als se voor henen gedaen hebben maar by al sulcke vergaderingen, die sulcke ongeregeltheden geensints en souden dulden, daar beneven .dat oock de E.E. Magistraet tegen 't gedaene huwelyck soodanig gelieven te procederen gelyck soo schandelycke overtredinge en misdaad is exigerende en vereischende". Zoo had dan de Kerkeraad gedaan, wat hem mogelyk was, om dit huwelyk te doen vernietigen; te vergeefs echter; de magistraat ging niet in op dit verzoek en men moest er in berusten. Toch bleef men waakzaam en reeds in 't begin van het volgend jaar kreeg men opnieuw aanleiding, om op te treden tegen een der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1922 | | pagina 79