VII
draagt de volgende daarin gegraveerde namenThomas M. Pigghen,
Marinus Leenaert Gillissen, Cornelis Pieterssen, Leenaert Ver
warde, den 25 Juli 1613. In de holte van den voet staan de
lettersM. A. M. G. De zilvermerken zijnZierikzee Peli
kaan G
Het derde stuk is een zilveren lepel, lang 18]/2 C-M. Achter
op den steel staan de letters: A. D. M. G. gegraveerd. Zilver
merk: Z (verder uitgesleten).
De voorwerpen zijn afkomstig van het Sint-Jacohsgilde te
Sint-Maartensdijk. J. Was heeft ze uitvoerig beschreven in eene
studie over dat gilde in het Nehalennia-jaarboekje voor het jaar
1850, welke tevens verschillende bijzonderheden betreffende de
geschiedenis van de bekers en den lepel bevat. De heer Was
heeft echter niet beschikt over de bronnen voor het begin en het
voorloopige eind dezer geschiedenis. Bij een onderzoek in de
archieven van het Sint-Jacobsgilde en de gemeente Sint-Maartens
dijk, beide berustend in het Rijksarchief te Middelburg, is nu
het volgende aan het licht gekomen, waarmede het stuk van den
heer Was kan worden aangevuld.
Reeds in den tijd der oudste gildeboeken, die met het jaar
1579 beginnen, was het gilde eenvoudig een feestgezelschap. De
inkomsten uit de landerijen werden jaarlijks verteerd door het
houden van grandiose maaltijden gedurende drie dagen achter elkaar.
In hunne bijeenkomst van 8 November 1594 besloten de
gildebroeders, dat ieder eene zekere som zou bijdragen, om met
het bijeengebrachte geld een zilveren beker te doen maken, waarop
ieders wapen of merk zou worden gezet. Bovendien zou voor dit
doel de entree worden gebruikt, geheven van het nieuwe lid
Jacob Verweerde.
Volgens de rekening over de jaren 1595 en'96 heeft de beker
meer gekost dan ervoor bijeen was gebracht. Dl ij was dus zeker
voor het eind van 1596 aan het Gilde afgeleverd en het jaartal
1595 op het lint geeft derhalve klaarblijkelijk het jaar der ver
vaardiging aan.
De drie namen op het genoemde lint zijn die van notabele
1) Zie: Tentoonstelling van oud goud- en zilverwerk te Middelburg, 1906, blz. 2.