IX
De drie horens behoorden dus omstreeks het midden der 18e eeuw
reeds niet meer tot de goederen der confrérie.
De overige drie „juweelen" zijn sinds 1754 steeds eigendom van
de gemeente gebleven doch in het vervolg zullen zij, dank zij de
gelukkige beslissing van den heer Commissaris der Koningin,
beter dan vroeger tot hun recht komen en onder de belangrijkste
sieraden van ons Museum behooren.
De conservatrice van de steenenkamer bericht het volgende
„Over de zoogenaamde Steenenkamer valt ook dit jaar weinig
mede te deelen. Aanwinsten van belang werden niet verkregen.
Enkele scherven van Frankisch aardewerk, alsmede eenige gekleurde
met figuren versierde fragmenten van schotels uit lateren tijd,
door concierge Schoolmeester in 1922 op het strand achter de
hofstede Valkenisse aangetroffen, werden aan de verzameling toe-
gevoegd.
Door bemiddeling van den heer P. de Bruijne verkreeg het
Genootschap een op het strand voor het strandhotel te Domburg
gevonden spinsteentje, alsmede een door den heer De Munck op
een meter diepte gevonden pijpje in den tuin van perceel L 122c,
St.-Jorisstraat, alhier.
In October 1922 werd de steenenkamer bezocht door Dr. Van
Giffen uit Groningen, na diens onderzoekingen in zake de afgra
ving van den vliedberg te Duivendijke op Schouwen. Dit bezoek,
dat vooral de te Domburg gevonden oudheden betrof, heeft tot
geene bijzondere opmerkingen aanleiding gegeven".
Thans volgt het verslag van de conservatrice der ouderwet
se h e kamer en die van de Zeeuwsche kleederdrachten:
„De aanwinsten, die de ouderwetsclie kamer en de Zeeuwsche
kleederdrachten verkregen, zijn de volgende
Een mutsebol, tot model gediend hebbende bij het vervaardigen
van vrouwenmutsen uit het begin der 19e eeuw.
Geschenk van den heer G. J. van Kiel.
Eene witte boerinnebeuk,geschenk van Mr. J. Loeff te Koudekerke.
Eene vergiettest uit de 18e eeuw, door mejuffrouw M. P. Bree-
inan alhier ten geschenke aangeboden.