XI 's-Gravenhage. Het schilderij is ten zeerste opgefrischt en talrijke details, die vroeger niet of nauwelijks te onderkennen waren, komen thans volkomen tot hun recht. Zoo was vóór de restauratie het insigne der Orde van Sint-Michael niet meer dan eene wazige vlek; thans echter is de voorstelling daarop van den Heilige, die den duivel heeft overwonnen, in al hare geacheveerdheid te bewonderen. De helblauwe strik, waaraan het insigne bevestigd is, was vroeger zwart. Prachtig komt ook het rijkversierde gevest uit van het zwaard, vermoedelijk hetzelfde, dat de Admiraliteit van Amsterdam den zeeheld vereerde na den zeeslag van 3 Augustus 1666 in het Kanaal tegen de Engelsche vloot. De globe aan de rechterhand van den admiraal wendt Frankrijk, Spanje, een gedeelte van Engeland en de noordkust van Afrika naar den beschouwer toe. Wanneer het portret van Boerhaave in het Museum is gekomen, is onbekend. De gedrukte catalogus van 1861 vermeldt bet stuk nog niet en in de latere notulen is er evenmin iets over te vinden. Het moet vóór 1897 eigendom van het Genootschap geworden zijn, want het eerste deel der Iconographia Batava, door E. W. Moes, verschenen in dat jaar, geeft het als zoodanig op. De levendige kop is volkomen uit de verf. Yan de schaduw rechts was vóór de restauratie niets te zien. De zwarte achtergrond is nu goudkleurig geworden. De camizool vertoont thans vier knoopen. In October 1828 schonk de heer Jhr. Yan der Straten van der Hill het portret van Jan van Borssele van der Hooge, represen tant van den eersten Edele van Zeeland, aan het Genootschap. De schilder was onbekend, maar het schoonmaken bracht de signatuur J. Palthe, 1760, aan den dag. Een zeer fraai portret is dat van Johan de Witt, afkomstig uit den boedel van den raadpensionaris. Het werd in den aanvang der 19de eeuw aan het Genootschap geschonken door diens pre sident Mr. N. C. Lambrechtsen van Ilitthem. Ook van dit werk kenden wij den maker niet; bij het herstellen echter bleek het te zijn geteekend: O. Netscher. Het Genootschap is zijn gewezen voorzitter Mr. H. J. Dijck- meester wel tot grooten dank verplicht voor de liberaliteit, waar mede de herstelling van dit viertal kostbare schilderstukken is mogelijk gemaakt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1923 | | pagina 21