o. van weinig werkelijke waarneming en veel wijsgeerige bespiegeling, los gelaten. Ingeleid in de löde eeuw, vooral door Copernicus en Galilici, had de 17de eeuw met IIüygens en Newton een zóó hechten grondslag gelegd voor de ontwikkeling der experimenteele natuur kunde, dat de metapliysica onder de algemeene minachting werd uitgebannen. Descartes, alhoewel bekend en geëerd als scherpzinnig wis kunstenaar, had het met zijn wijsgeerige systemen geheel verkorven, en wordt in alle boeken der natuurkunde uit de 18de eeuw aan gehaald als een betreurenswaardig voorbeeld van waartoe een scherpzinnig man kan komen, als hij zich, in plaats van door het experiment, door redeneering laat leiden. En waarlijk, wij kunnen nu gemakkelijk de overdrijving dier opvattingen inzien; maar we moeten tegelijk erkennen dat het tocli moeilijk anders had kunnen loopen destijds. Want hoe ooit ter wereld hadden ook de fraaiste denk- en redeneersystemen het moeten volhouden tegen de proefondervindelijke natuurkunde, die weldra de wereld ging verrijken met tallooze toestellenuurwerken, meetwerktuigen, microscopen, telescopen, en nog zoo vele meer, welke het mogelijk maakten de menschen iederen dag opnieuw met verbazing te slaan over zóóveel grootsche schoonheid der natuur. Een sneeuwvlok een wonder van bouween druppel water een wereld in zich zelf! De sterrenhemel oneindig rijker dan iemand ooit had gedroomd Men was verbaasd en opgetogen. Één microscoop had meer te vertellen dan tien wijsgeeren! Was het wonder dat de metapliysica werd uitgeworpen? En, moeten wij er bijvoegen, kan het ons verbazen dat, naarmate er steeds nieuwe schoonheden aan het licht kwamen, de eerbied voor het Opperwezen, dat alles oneindig samengestelder en mooier had gemaakt dan men ooit had vermoed, tot in het onbegrensde toenam? Opgetogenheid over de wonderen der natuur en diepe dank baarheid jegens den Schepper van dit alles, ziedaar de twee machten die de menschen te zamen bracht, op geheel begrijpelijke wijze.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1923 | | pagina 56