8 De notulen gaan dan verder: „Tot Assessoren: Ds. Adrs. 's Gravesande, Ds. Prof. H. J. Krom, Ds. C. H. D. Ballot. Tol Tresorier Ds. P. Reitsma. Tot Secretaris Leend'. Bomme, allen Leeden van het vorig in stand zijnde Collegie. En hebben deselve Heeren zig bepaald om te zijn Contribueerende Leeden, de vijf eerstgenoemde en Doceerende Leeden de vijf laatstgenoemde". De verdeeling was, zooals U ziet, uitermate billijk. De vier dominees en de secretaris moesten het werk doen maar betaalden niet, bij de vijf Directeuren was het juist omgekeerd. Deze laatsten echter waren dadelijk in de eerste vergadering zoo verstandig eenige nieuwe leden aan te wijzen, „als contribuanten". En wel de Lleereu Willem Carel Hendrik Baron van Linde, Mr. Joiian Pieter van DEN BraNDE de GaPINGE, Ml'. PaULUS EwALDÜS van de Perre, Mr. Nicolaas Steengracht de Oosteiiland, Mr. J. J. Macquet en Mr. Joh. andr. van Muyden, en bovendien tot „Leeden Docenten" nog Ds. B. Hofman en Joh. Piet. Kokker. Deze werden alle door de vergadering „aangenaam verklaard". Boven de tweede notulen lezen wij reeds Vergadering van het Natuurkundig Gezelschap. Deze vergadering werd gehouden Woensdag 13 December 1780 en weer ten huize van Mr. Johan Adriaan van de Perre. Onderwijl waren de wetten gedrukt en rondgezonden en werden in deze vergadering door den voorzitter behandeld. Deze had de heele wet van een toelichting voorzien en die op schrift gesteld, welke toelichting onder de „Redevoeringen" is bewaard gebleven. Dergelijke „Redevoeringen" zijn voor onzen tijd zóó wijdloopig dat U het wel goed zult vinden, naar ik hoop, als ik het voor naamste er uit haal voor U.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1923 | | pagina 62