]0
koos men den Maandag. Uit de toelichting van den President
leeren we daaromtrent:
„en wyl de avond-godsdiensten en de voorbereiding tot het
Zondags-werk de Heeren Kerkelyken des Dingsdags, Donderdags,
Vrijdags en Zaturdags bezet hielden, en de muzyck eenige der
Politieke Heeren des Woensdags, zo bleef er nopens den ge-
woonen dag dier bijeenkomsten geen andere keus over, als op de
Maandag".
Wanneer wij ons herinneren dat van de zeven doceerende
leden er vijf predikant waren, dan begrijpen we de noodzaak der
beperking direct. De tien contribueerende heeren, zonder uit
zondering van het praedicaat Mr. voorzien, worden hier saamgevat
als „Politieke Heeren".
Merkwaardig is dat, alhoewel later de kerkelijke beperking
verviel, de keuze steeds, nu bijna 150 jaar lang op den Maandag
bleef gevestigd.
Tallooze malen is er, naar uit de notulen blijkt, getracht dit
te veranderen, maar steeds tevergeefs. Er werd dus Maandag
's avonds vergaderd en wel van 6 tot 9 uur. De lange zomer-
vacantie was natuurlijk noodig omdat vele der „politieke Heeren"
dan op hun buitenplaatsen vertoefden.
Omtrent hetgeen in de lessen zou worden behandeld liet men
de docenten vrij, echter niet zonder op te merken dat, na aftrek
van enkele avonden op Christelijke feestdagen, er 21 of 22
vergader-avonden overbleven, hetgeen juist overeenstemde met
het aantal lessen waarin de Abbe JNTollet, de beroemde Eranschman,
zijn natuurkunde behandelde.
Dit werk was onderwijl ook in het Nederlandsch vertaald in
1759 te Amsterdam verschenen, en diende juist door zijn indeeling
veelvuldig tot grondslag voor lessen.
En werkelijk blijkt uit de notulen dat de lessen aanvingen
Maandag 8 Januari 1781 met een lezing van Ds. 's Gkavesande
„een inleydende redenvoering over de natuurkunde in het algemeen,
en de bijzondere behandeling van den Heer Nollet".
De jaarlijksche contributie bedroeg 8 Zeeuwsche rijksdaalders;
een stevige bijdrage, maar niet te zwaar voor de „politieke Heeren"
die in den aanvang lid waren.