14
Wanneer wij aldus, het gezelschap in zijn eerste jaren zien,
blijkt het te zijn een zeer'deftige, zeer besloten en zeer bloeiende
vereeniging. En daarbij was er nog iets. In de lucht dezer
vergaderingen hing een onbestemd voorgevoel, althans de gedachte
aan de mogelijkheid, dat dit begin wel eens tot grooter doel
zou kunnen leiden.
En de President spreekt het ook wel eens uit, wanneer hij in
een nieuwjaarsbegroeting zegt, dat Genootschappen die nu een
roemruchtig wetenschappelijk bestaan voeren, in hun eerste jaren
niet meer hadden te voorschijn gebracht dan het Gezelschap nu
deed, en dat men dus niet kon weten of ook aan het Natuur
kundig Gezelschap geen grootere toekomst zou ten deel vallen.
En ziet, met U te spreken over dat vage gevoel van mogelijke
latere grootheid, raak ik tegelijk aan de merkwaardigste periode
uit de geschiedenis van het Gezelschap, welke periode ik IJ echter
niet begrijpelijk kan maken zonder U vooraf beter in kennis te
hebben gebracht met den President, en zijn denkbeelden.
Johan Ad uia an van de Perre, geboren te Middelburg in
1738, was een nakomeling uit een geslacht dat twee eeuwen
vroeger uit Mechelen naar hier was overgekomen.
Eenige kooplieden van dien naam ontweken, terwille hunner
Protestantsche gevoelens, hun stad en begaven zich naar hier. Het
waren bekwame en ijverige menschen die hier tot aanzien kwamen;
zij en hun kinderen namen weldra deel aan de stadsregeering.
Van dit geslacht van Van de Perre's werd Joi-ian Adriaan
de hoogste top. Na in Leiden in de rechten te zijn gepromo
veerd en een zeer langdurige reis door Zwitserland en Erankrijk
te hebben gemaakt, kwam hij hier ter stede terug. Zelf reeds ver
mogend, huwde hij met Jacoba van den Brande, de dochter
van den schatrijken Raad van Middelburg van dien naam.
Reeds spoedig trad Van de Perre in de stadsregeering, kocht
de ambachtsheerlijkheden van Welsingf., Niewerve en Evers-
waerd, en werd reeds in 1767 door den Prins van Oranje benoemd
tot diens plaatsvervanger als eerste Edele van Zeeland.
Een jaar daarna bouwde hij het huis dat wij nu nog als
Gerechtsgebouw kennen, welk huis hij van binnen met vorstelijke
pracht liet inrichten.