2-3 het Natuurkundig Gezelschap en de Teeken-academie aan, ter kwijtschelding van die schuld. Onmiddellijk bespraken de twee besturen de zaak, waarbij bleek dat het bestuur van het Gezelschap zeer verheugd en dankbaar, dat der Teeken-academie vol bezwaren en wijfelachtig was. En zonder nu verder dit laatste bestuur er in te kennen, zond het bestuur van het Natuurkundig Gezelschap een uiterst zwierig en dankbaar aanvaardend antwoord. Toen de Teeken-academie dit vernam was het bestuur veront waardigd, maar wilde zijn meening niet prijs geven en schreef aan de weduwe in dien zin. Het gevolg was te wachten! Pijnlijk getroffen liet mevrouw Van de Perre dadelijk Van der Palm, die haar tot haar dood in 1794 als huisprediker en vriend trouw bleef, bij zich ontbieden; en zij antwoordde in een brief waarin zij sprak van de „ver wondering en leedwezen" waarmede zij had kennis genomen van het antwoord der Teeken-academie, hetgeen zoo „geheel devieerde" van dat van het Natuurkundig Gezelschap, en herhaalde nu haar aanbod, maar nu aan het Natuurkundig Gezelschap, alleen; op voorwaarde dat men ook de andere departementen zou „laaten jouisseren van hunne voorrechten, die zij nu genieten". Ten tweeden male haastte het Gezelschap zich om in de meest hoffelijke termen aan te nemen, tengevolge waarvan dus nu het Gezelschap trad in de plaats van den heer Van de Perre, terwijl de Teeken-academie in de zaak berustte en voortging haar deel van de lage rente af te dragen, maar nu aan het Natuurkundig Gezelschap. Aldus, het viel niet te loochenen, vervulde het Natuurkundig Gezelschap de fraaie rol, en kon als bezitter van het Museum de eerste viool spelen. Maar het spreekt wel vanzelf dat in den loop der jaren de toenemende onderhoudskosten van het zeer groote huis en de moeilijke verkoopbaarheid, leelijke lasten zouden blijken te zijn. We kunnen gerust zeggen dat het overgroote deel der eindelooze moeilijkheden die het Gezelschap later zou ondervinden, een direct gevolg waren van den zwaren steen die het bestuur zich in 1790 met zoo sierlijke gauwigheid zelf om den hals had gehangen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1923 | | pagina 81