25 in de geneeskunde te gaan studeeren. En de dominee''s-docenten? Ook deze verdwenen en aldra bespeuren we niets meer van de belangstelling der predikanten voor de natuurkunde. In 1797 is er nog één, Ds. Schortinghuis uit Serooskerke. Er moest dus iets worden gedaan en men kwam op bet denk beeld één vasten docent te nemen, met den titel „Lector". Met dit denkbeeld was men al even gelukkig als met de uit voering. Tot „Lector" werd benoemd Johan de Kanter, in 1762 geboren, gesproten uit een bekend Zeeuwsch predikantengeslacht. Oorspronkelijk notaris geworden, wijdde hij zijn geheele leven aan de studie der natuurkunde. Ongeloofelijk groot is het aantal boeken, boekjes en geschriften van dezen altijd arbeidenden man. Van 1799 tot aan zijn dood in 1841 heeft hij het Gezelschap met liefde gediend. En Nagtglas spreekt later van de boeiende en diepzinnige wijze waarop „Vader De Kanter" in het Gezelschap over de natuurkunde sprak. Ook het Genootschap der Dames dat in 1792 nog eens „een Schone Lugtpomp" had geschonken, voer wetenschappelijk wel bij het onderwijs van De Kanter. Dat het in het algemeen nog goed ging met het Gezelschap blijkt daaruit dat in 1800 het ledenaantal steeg tot 85, het hoogste aantal voor vele tientallen jaren. Maar tevens stootte men daarbij voor de eerste maal op een onverwachten last van het bezit van het gebouw. Men zou nog wel graag, ter wille ook der inkomsten, meerdere leden hebben aangewezen (want het ging nog steeds bij aanwijzing), maar er waren, zelfs met persen en duwen, maar 66 zitplaatsen te maken. Ik zal U niet vervelen met te vertellen hoe dikwijls hetzelfde bezwaar terugkwam, ai was 't dan ook niet omdat men zoo veel leden had, maar juist omdat er zoo weinig waren. Altijd kwatn dan weer het denkbeeld boven propaganda-avonden te houden met vreemde sprekers en vrijen toegang. Zelfs Dr. De Man is daar omstreeks 1856 nog eens weer mee aangekomen. Maar steeds bleef het bezwaar de ruimte. Men zat als geklonken

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1923 | | pagina 85