29
Toch zou er een hand met liet Rijk komen
De heer Steijn Parvé opende de onderhandelingen om de
instrumenten van het Gezelschap in bruikleen te krijgen in de
nieuwe Burgerschool. De beide Gezelschappen zouden voor hun
lessen het gebruik der instrumenten houden.
Dit voorstel werd in de vergadering met groote instemming
begroet daar het eindelijk verlichting zou brengen van den
finantieelen druk. Het aanschaffen en het onderhouden der instru
menten was duur. De eenige die onmiddellijk fel tegenstand
bood was de heer J. H. Snijders, de latere voorzitter; maar hij
bleef de eenige en aldus ging het door.
Snijders meende dat dit bruikleen den ondergang beduidde van
de instrumenten en daarmee van het heele Gezelschap. Het
eerste was ten deele waar, het tweede gelukkig niet. Maar wel
was het weer droevig dat de oude kasten met instrumenten moesten
worden geofferd, feitelijk aan de fout van vroeger.
De strijd over de instrumenten liep nog jaren en jaren, en
werd geheel beheerscht door den persoon van den heer Snijders.
In iedere vergadering kunnen we er van lezen; ook den heeren
in den Haag gunt hij geen rust.
En dat het Rijk per slot in 1888 dan maar voor de instru
menten, die steeds achteruit gingen, een behoorlijke vergoeding
betaalde is uitsluitend te danken aan het doorzettingsvermogen
van J. H. Snijders. Trouwens met dezen voorzitter viel niet te
spotten, dat ondervonden zelfs de heefen die voorlezingen hielden.
In 1876 was er een soort oproertje.
Dr. F. H. Seelheih en Dr. Van Hennekeler verklaren dat
zij niet 'langer willen lezen, daar zij f 10,per avond te weinig
achten. Zij achten liet billijk dat de geheele contributie aan de
sprekers werd uitgekeerd omdat zeggen zij, „zij tot heden niet
alleen lezingen houden ten genoege van de leden, maar dat zij
tevens moeten spreken om het gebouw waarin die bijeenkomsten
gehouden worden, te onderhouden".
Deze scherpe maar rake zet was afkomstig van Dr. Seelheim,
een chemicus, een Duitscher van origine, die Dr. Van Hennekeler
op sleeptouw had genomen. De vergadering was ontzet, maar de
heer Snijders raadt aan om: „indien de lieeren Seeli-ieim