30 en Van Hennekeler weer onwillig of ongenegen inogten zijn de spreekbeurten waar te nemen, hen daartoe niet te forceeren de lezingen in den afgeloopen winter door die heeren gehouden beteekenden volgens hem toch weinig". De heer Van Hennekeler onderwierp zich direct weer. De heer Seelheim niet. En dat de heer Snijders, zooals liet een groot man betaamt, ook wist te vergeven, bewees hij twee jaar later, toen hij medehielp den heer Van Hennekeler eerelid te maken. Laat ons er bijvoegen, dat het met het onderwijs gemakkelijker begon te gaan naarmate jonge leeraren van Gymnasium en Burgerschool bereid waren lessen op zich te nemen. Zoo lezen wij in de notulen dat in de vergadering van 29 April 1879, de jonge Dr. H. Japikse, zijn eerste les had gegeven. Noch hij, noch iemand zijner toenmalige hoorders zal hebben gedacht dat ons hoog geschatte eerelid, die na deze eerste les nog zoovele verdienstelijke lezingen voor het Gezelschap hield, daaraan na 44 jaar nog eens zou worden herinnerd. Alhoewel het bruikleen der instrumenten finantieel eenige opluchting had gegeven, ging het bestuur er toch in 1871 toe over een „tapijt-behang" uit het Museum te verkoopen voor f 450,aan een „negociant" uit Brugge, terwijl in 1877 weer een zijden behangsel werd van de hand gedaan, met een paar antieke lustres. En zoo naderde, onderdrukkende omstandigheden, 29 November 1880, het 100-jarig geboorte-feest. Er moest worden afgezien van eenige openbare feestviering, wegens gebrek aan geld en aan ruimte. Toch was er een huiselijke herdenking. De voorzitter, de heer Ermerins, hield een rede, die met veel belangstelling werd aangehoord „wegens de juiste grepen uit de oude notulen bij de eigenaardige rangschikking en eenvoudige voordracht". De rede was zóó ingericht, dat de heeren herhaaldelijk gelegen heid kregen zich in de aangrenzende zaal met wijn en sigaren te verfrisschen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1923 | | pagina 90