57 van milt, lymphklieren en beenmerg, zoowel als door den uitslag van bet bloedonderzoek in de volgende richtingen 1. het haemoglobinegehalte (d. i. het gehalte aan roode kleurstof). 2. het aantal roode bloedlichaampjes. De verhouding tusschen 1 en 2 geeft den z.g. kleurindex aan, 3. het aantal witte bloedlichaampjes. 4. vorm der roode bloedlichaampjes (erytrocyten). 5. vorm der witte bloedlichaampjes (leucocyten) nader te be schrijven in de z.g. leucocytenformule. Theoretisch laten de bloedziekten zich aldus verdeelen A. Ziekten der roode bloedlichaampjes. I. Te weinig: anaemie. a. door bloeding; b. primair; c. secundair. II. Te veelpolycythaemie. a. physiologischb. primair; c. secundair. t B. Ziekten der witte bloedlichaampjes. I. Te weinigleukopenie. a. primair; b. secundair. II. Te veelleucocyt.ose. a. physiologisch; b. pathologisch; $1 primair; bi secundair. 0. Haemorrhagische diathesen. D. Pseudoleukaemien. De groep leukopenie valt direct af, omdat leukopenie als zelf standige ziekte onbekend is; leukopenie komt uitsluitend symp tomatisch voor [o. a. typlius, mazelen, inanitie]. Een beroepsziekte der radiologen schijnt intusschen in de laatste jaren meer en meer bekend te worden, waarbij de leukopenie toch wel het voornaamste verschijnsel is. De groep van de polycythaemiën is eveneens een zelden voorkomende groep. Bij zuigelingen en in het hooggebergte kan het een physiologisch symptoom zijn; bij aangeboren hart afwijkingen en chronische dyspnoea is het wellicht een secundair compensatie-verschijnsel, maar de echte volbloedigheid d. i. de erytrocythaemie is als zelfstandige ziekte zeer zeldzaam. In de literatuur vinden we af en toe mededeelingen, die er op wijzen, dat met meer of minder succes zulk een aandoening bestraald is. Röntgenstralen kunnen zeer gemakkelijk roode bloedlichaampjes en hunne bereidende organen vernielen en daarom is theoretisch

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 109