58 hier de Röntgentherapie wel geoorloofd. Maar er is in de aetiologie nog zoo ontzettend weinig bekend, dat bet mij niet verbaast, dat de Röntgenliteratuur er nog zoo weinig van vermeldt. Waar persoonlijke ervaring mij hier geheel ontbreekt, zal ik ook deze groep verder laten rusten. Welke van de 4 groepen van aandoeningen kunnen nu van Röntgentherapie eenig voordeel hebben Ik zal daarbij voor dit doel overbodige onderzoekingen laten rusten (b.v. bloedsdruksver- liooging door vermeerderde adrenaline-afscheiding door bijnier bestraling) maar slechts memoreeren, wat in dit verband noodzakelijk is. Ik ga dan uit van het feit, dat er van een of andere specifieke werking der Röntgenstralen op een ziekte-oorzaak geen sprake schijnt te zijn, maar dat alle weefsel elementen (zoowel de physio- logische als de pathologische cellen) door Röntgenstralen kunnen worden aangetast en vernietigd. Er bestaat echter sterk verschil in gevoeligheid voor de verschillende celsoorten. Dat tuberculeus granulatieweefsel of een sarcomateus klierpakket snel door bestraling kan verdwijnen, hersenweefsel of bindweefsel echter zeer moeilijk is te vernietigen, is dus uitsluitend een zaak van verschil in gradueele gevoeligheid. Een dosis, welke voor een bepaalde weefsel soort onvoldoende is om vernietigend te werken kan, of onschadelijk er voor zijn, of, wanneer de dosis .nog geringer is, wellicht prik kelend werken. De prikkelende dosis voor een bepaalde weefselsoort is altijd geringer dan de vernietigende voor deze weefselsoort. Een bepaalde hoeveelheid Röntgenstralen kan prikkelend werken op de eene celsoort en vernietigend op de andere. Naarmate een bepaalde weefselsoort stralengevoeliger is d.w.z. door een kleinere dosis X-stralen wordt vernietigd, zal een prikkelingsdosis moeilijker te vinden zijn. Bloedcellen behooren tot de stralengevoelige elementen. Pathologische celvormen zijn in het algemeen stralengevoeliger dan de overeenkomstige normale celvorm, (sarcoom gevoeliger dan bindweefselcarcinoom gevoeliger dan epitheelBasedow schild klierweefsel gevoeliger dan normaal schildklierweefsel, enz.) Bij de pathologische bloedcellen kan daarom dan ook reeds een kleine dosis X-stralen vernietigend werken; bij een poging om prikkelend te werken zal men dus terdege rekening moeten houden met de mogelijkheid van tegenovergesteld, d.w.z. vernietigend effect.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 110