59 Men diene, gedachtig aan den eersten medischen plicht van „primum non nocere", in zulke gevallen de gevaren van relatieve overdoseering niet te onderschatten. Bij de kankerbehandeling is het juist andersom, (afgezien van de gevaren van overdoseering van andere weefsels in het bestraalde gebied). Vernietiging is hier doel, maar door betrekkelijke stralen- ongevoeligheid is bij onvoldoende doseering in theorie prikkeling denkbaar (en dus schadelijke tegenovergestelde uitwerking). Tn de praktijk staan hier echter de meeningen nog zeer verdeeld tegen over elkaar. Schijnbaar komt soms een specifieke werking tot uiting. Bestraling van enkele tuberculeuze lymphomen heeft soms tot gevolg verdwijning van niet bestraalde klieren en verbetering van den algemeenen toestand. Ik ben geneigd hier een indirecte tuberculine- werking aan te nemen, n.l. doordat vernietiging en daarna resorbtie van tuberculeus weefsel b.v. toxinen doet vrijkomen, die tot de vorming van specifieke antitoxinen aanleiding geven. Steun hiervoor vind ik ook in het feit, dat de niet fistelende klier t.b.c. beter reageert dan de fistelende vorm, waarbij immers minder wordt geresorbeerd en meer gesecerneerd. Passen we nu deze overwegingen bij de behandeling der bloed ziekten toe, dan is het duidelijk, dat voor de anaemiën (waar een weefseltekort is) een prikkelingsdosis gezocht zou moeten worden en voor de leukaemiën (waar een groot te veel is) een vernieti gingsdosis. De praktijk leert, dat zeer geringe hoeveelheden Röntgen stralen reeds vernietigend op de bloedcellen kunnen inwerken en daaruit moet helaas worden afgeleid, dat prikkeling bij anaemie op dit oogenblik een zeer moeilijke, wellicht onvervulbare taak is. Een kortdurende bestraling van milt, of beenmerg geeft wel eerst even een stijging van erytro- en leucocyten, maar pleegt door een snelle daling gevolgd te worden. De eenvoudige primaire anaemiën (chlorose b.v.) behandele men dus liever als voorheen medicamenteus, c. q. met hoogte- zonbaden. Bij de pernicieuze anaemie (d. i. de ziekte van Biermee) acht ik zelfs de kans op groot nadeel, in plaats van verbetering, in niet geringe mate aanwezig. Reeds in 1904 zag men de hoop om de ziekte van Biermer door bestraling te verbeteren in rook vervliegen. Vooral Krause

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 111