61
De groote groep van de meer symptomatische of secundaire
leucocytosen geeft ook geen aanknoopingspuiit van beteekenis voor
den stralenarts. Bij een twijfelachtige appendicitis om slechts
een voorbeeld te noemen is de leucocytose geen indicatie voor
bestraling maar voor chirurgisch ingrijpen. Chronische asthma,
waar veelal eosinophylie bij optreedt, kan met goed gevolg worden
bestraald. Of hier verband tusschen bestralingseffect en de eosin-
phylie bestaat is mij niet bekend.
Het eigenlijke terrein van den stralenarts is echter het veld
van de leukaemiën en aanverwante aandoeningen. Hier kunnen
we vernietigen en daardoor successen van korter of langeren duur
verkrijgen. Hierover wilde ik het dan ook in het bijzonder hebben
aan de hand van eenige ziektegeschiedenissen. De daarvoor nood
zakelijke bloedonderzoekingen zijn met groote zorg verricht in
ons laboratorium. Dat ik zoovele uitslagen van leucocyten-for
mules op meerdere tijdstippen kan vermelden dank ik en ik
wil dit gaarne hier apart vermelden aan de bereidwilligheid
van mej. Ivoers, die als hoofd van ons laboratorium voortdurend
gereed stond dit werk zorgvuldig te verrichten.
Een kort historisch overzicht moge voorafgaan. Spottend ver
scheen in 1903 in Duitschland een ironische mededeeling over
het Amerikaansche sensatiebericht van Senn uit. Chicago, die dorst
te beweren zoowel leukaemie als pseudoleukaemie met goed gevolg
bestraald te hebben.- Men wist toen nog vrijwel niets van de werking
op stralengevoelige cellen en meende dat men slechts eenmaal de
proef behoefde te herhalen om deze Amerikaansche reclamezuclit
eens geducht aan de kaak te kunnen stellen. Men wreef zich bij
voorbaat in de handen, zocht een ongelukkigen slumperd uit
en men kwam tot voordeel van den patiënt bedrogen uit.
Men kwam zoowaar tot overeenkomstige resultaten, de patiënt
verbeterde heel snel en inderdaad bleek dus het leukaemische bloed
snel op Röntgentherapie te reageeren. Wel bleek spoedig, dat men
eigenlijk nooit van een definitieve genezing kan spreken, wel trad
later een recidief op en ten slotte stierf de zieke aan zijn kwaal,
maar de verstandigen onder de experimenteerende medici moesten
toch onomwonden erkennen, dat tijdelijke successen van groote
beteekenis waren te verkrijgen. Daarnaast kwamen biologische