64
kan van de acute leukaemie niet hetzelfde gezegd worden. Deze
reageert veel minder goed op bestraling. Trouwens, de stralen-
arts zal gewoonlijk niet eens aan de bestraling toe komen. Het
is met een, onder het beeld van een septische angina beginnende
acute leukaemie hetzelfde als met een te foudroyant verloopende
appendicitis, waarbij ook de snelst toegepaste operatie nog te laat
komt. Men zou in beide gevallen met de therapie moeten aan
vangen b.v. 2 dagen voor de patiënt zijn kwaal zou krijgen.
Gezien de onmogelijkheid zulks te doen, past het ons in zulke
gevallen het zwaard dus in de scheede te houden.
Zelfs het beste succes bij een chronische leukaemie pleegt niet
blijvend te zijn. Na een aantal maanden (soms langer dan een
jaar) pleegt een recidief op te treden, dat al minder goed op
Röntgenbehandelng reageert (tenzij we toevallig een beter toestel
hebben gekregen, zooals met een mijner patiënten het geval was).
Toch bezweert men gewoonlijk dit recidief nog wel, maar dan
komt iets sneller een nieuwe aanval, die weer meer zorgen geeft.
Eindelijk laat de stralenbehandeling ons in den steek en zoodoende
gaat welhaast altijd al is het dan ook veelal pas na verloop
van meerdere jaren van objectief en subjectief welbevinden een
lijder aan leukaemie aan zijn kwaal te gronde, indien althans niet
een intercurrent lijden den levensdraad ontijdig afsnijdt.
Het lijkt mij overbodig uit de literatuur een aantal gevallen
aan te halen, vooral ook omdat mijn paar eigen ziektegeschie
denissen geheel met het normale verloop overeenstemmen en dus
zelf als voorbeeld kunnen dienen.
Eerst nog enkele woorden over de pseudoleukaemiëndat zijn
die aandoeningen, welke klinisch geheel op leukaemie gelijken,
doch geen kenmerkende bloedsveranderingen vertoonen. Senn zag
hierbij eveneens reeds gunstig resultaat, maar niet altijd. Over
eenkomstige evaringen deden zijn navolgers op. Dit laat zich
thans voldoende verklaren. Men deed n. 1. te weinig proefuit-
snijding gevolgd door microscopisch onderzoek en dierproef en nu
weten we heden, dat dit voor de differentieeldiagnostiek dwingend
noodzakelijk is. Dikwijls moet daarna de waarschijnlijkheidsdiagnose
worden herzien; men vindt soms toch tuberculose, een andermaal
is het een echt lymphcsarcoom, een lymphogranulomatosis of een