67 de pijpbeenderen; ze voelen zich gauw moe en slap, klagen over hartklopppingen en zijn kortademig. Er is gebrek aan eetlust en er treedt zichtbare vermagering op, waarmede de toename van den buikomvang in merkbaar contrast is. Er kunnen doofheid, bloe dingen in de retina, neus- of ook darmbloedingen bij optreden en dan zien de patiënten er dikwijls wasbleek uit. Soms hebben ze nog wel een redelijk blosje op de wangen. Klierzwellingen van beperkten omvang kunnen er bij optreden, evenals petechiën; maar de karakteristieke klacht is het zwaar gevoel in den buik, die dik wordt. De groote milt is dan gewoonlijk gemakkelijk te palpeeren, voert tot bloedonderzoek en dan is de diagnose duidelijk evenals de prognose. Wel kunnen spontane remissies optreden (vooral na infectieziekten), wel schijnt ook regelmatig gebruik van arsenicum nut te kunnen stichten, maar als eenmaal de algemeene toestand slecht is, dan pleegt de levenstermijn zeer beperkt te wezen. Wat de llöntgentherapie nu nog vermag te bereiken, illustreert zich hetbest aan onze patiënte, een gehuwde vrouw, geboren in 1872 en moeder van 5 kinderen, waarvan de jongste in 1897 is geboren. In December 1919 kwam ze in het Antoni van Leeuwen- hoekhuis met de diagnose myelogene leukaemie. De uitslag van het bloedonderzoek luidde als volgt: (16 De cember 1919) erytrocyten 2.820.000 haemoglob. geh. 40 °/0 anisocvtose en poikilocytose. leucocyten 500.000 (normaal is 8000!) leucocyten formule: neutroph leucocyten 35 °/0 eosinoph 2 basopli 0 lymphocyten en 3 myelocyten en overgangsvormen 60 Patiënte werd voorzichtig bestraald, het aantal leucocyten ging snel terug en bedroeg op 5 Januari nog slechts 26800 per rnMA Daarom werd een week van bestralingen afgezien, waarna het aantal weder tot 63500 was gestegen. Er volgden weder eenige bestralingen en op 3 Eebruari 1920 werd ze veel verbeterd out-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 119