71 verschillende klierzwellingen op den voorgrond, terwijl uit de anamnese gewoonlijk niets bijzonders is te putten. Aldus was ook het geval met den 61-jarigen landbouwer die mij op 16 December 1920 werd toegezonden, omdat zijn huisarts hem verdacht lijdende te zijn aan lymphatische leukaemie. Anderhalf jaar te voren had hij pleuritis doorgemaakt. Toen hij bij mij kwam was hij ongeveer 3 maanden lijdende aan klierzwellingen, in den hals begonnen en met arsenicumgebruik weder verminderd, maar daarna in hals, oksels en liezen opnieuw opgetreden. Bloedonderzoek levert het volgende op: erytrocyten 4.500.000 haemoglobinegehalte 85 °/D leucocyten 24700 leucocyten formule neutropliyle leuc. 20.3 eosinoph. 0.5 basoph. 0.2 lymphocyten 78.5 monocyten 0.5 De diagnose werd op grond van deze gegevens op lymphatische leukaemie gesteld. De klierpakketten werden bestraald en reeds op 24 December waren de liesklieren zichtbaar verkleind. Het onderzoek van het bloed leverde eveneens een geringe verbe tering op n. 1. leucocyten 20400 neutroph. leuc. 24 o/ eosinoph. 0.7 basoph. 0.7 lymphocyten 74.7 monocyten 0 Op 21 Januari 1921 voelt patient zich veel sterker en opge wekter. Alle klierpakketten zijn kleiner en wederom een maand later is de vermindering der klierpakketten nog veel duidelijker geworden. In overeenkomst hiermede geeft het bloedonderzoek het volgende: erytrocyten 5.200.000 leucocyten 8000 Archief 1924.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 123