73 en bijna geheel was ingenomen door de kolossaal vergroote milt, die tot in het bekken afdaalde. Verder waren er geen afwijkingen te vinden. Het kindje had kort te voren kinkhoest doorgemaakt, maar de buik was al wel een half jaar zoo opgezet geweest. Het bloedbeeld was beslissend 28 Sept. 6 Oct. leucocyten310000 248000 neutroph56 46.7 eosinoph0.7 0.2 basoph0.2 lymphocyten3 3 monocyten1.4 0.2 myelocyten etc39 50 Met een tusschenruimte van 2 dagen werd tweemaal de milt bestraald gedurende 10 minuten met harde stralen. Dit werd zonder verschijnselen van een Röntgenkater verdragen en de veranderingen zijn daarna wel zeer verrassend geweest. Snel en tot heden blijvend, veranderde niet alleen het bloedbeeld, maar de milt werd regelmatig kleiner, de opzetting van den buik verdween, de algemeene toestand verbeterde zichtbaar, het aantal roode bloed lichaampjes en het gehalte aan haemoglobine steegkortom het werd een geheel ander kind. Het bloedbeeld is normaal, de abnormale vormen en de myelocyten zijn uit het bloed verdwenen de milt is niet meer voelbaar en al zal met aan zekerheid gren zende waarschijnlijkheid zijn te voorspellen dat op den duur een recidief niet zal zijn te vermijden toch moet hier van een buiten gewoon groot succes gesproken worden. Er viel nog iets uit te leeren. Toen het aantal witte bloedlichaampjes was gedaald van 284000 tot 58000 stond ik voor de moeilijkheid van al of niet opnieuw bestralen. Vrees om te schaden door te veel te bestralen heeft mij hiervan teruggehouden, omdat ik meende, dat het bloed allicht nog wel verder in de gewenschte richting zou teruggaan. De verdere bloedformules hebben mij daarin gelijk gegeven. Een onderzoek in Mei 1924 toonde normale verhoudingen aan. (Zie figuur 3; een graphische voorstelling van de leucocyten- vermindering van de bestraling en tabel III).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 125