74 Vijf gevallen van pseudoleukaemie. Zonder verdere pathognostische verschijnselen plegen daarbij, vooral bij jongeren, klierzwellingen op te treden. Plaats van voor keur is ongetwijfeld hals en oksels. De zwellingen gelijken op tuberculeuze lymphomen. Er treedt echter geen verkazing of ver weeking op (welke intusschen ook bij de tuberculose langen tijd kan ontbreken)De klierpakketten groeien regelmatig verder, worden zeer groot en geven dan ademnood. In dit stadium komen ze vaak pas bij den geneesheer. Voor een sarcoom gaat het ge woonlijk niet snel genoeg, ook lijdt de algemeene toestand niet sterk. Bloedonderzoek geeft weinig houvast, bij de lymphogra- nulomen is vaak een geringe leucocytose aantoonbaar, bij zuige lingen en kleine kinderen kan een leukopenic bestaan. De milt is gewoonlijk niet aantoonbaar vergroot en door uitsluiting van andere ziekten wordt dan de pseudoleukaemie als diagnose aan vaard. Men moet daarbij steeds bedenken dat dit een verzamelnaam is, een diagnose dus uit nood en bij gebrek aan beter. De echte pseudoleukaemie is zeldzaam, en blijkt bij herhaald microscopisch onderzoek van uitgesneden kliertjes maar al te vaak vervangen te moeten worden door lymphosarcoom of lymphogranulomatosis, of sarcoma v/d achterzijde v/h borstbeen of van een mediastinale klier. Koorts en pleuritis pleiten voor een granuloom, een rapide verloop geeft steun voor een sarcoom. Proefuitsnijding is steeds dringend aan te bevelen. Bij een patiënt met klierzwellingen, die wellicht op tuberculose zijn terug te brengen, maar waar men verder geen verschijnselen van tuber culose vindt, zal men altijd verstandig doen volledig het bloed te onderzoeken en een verdachte klier te verwijderen voor een dierjrroef en voor pathologisch anatomisch onderzoek. Slechts op deze wijze zal men een beginnend geval van pseudoleukaemie tijdig kunnen herkennen en daarmede door Böntgenbestraling, eventueel met arsenicum of benzol te zamen, lauwertjes van belang kunnen oogsten. Zoo kwam in November 1920 een 18 jarige landbouwerszoon bij mij, die er blozend en stevig uitzag, doch in den hals rechts een klierpakket had. Een klein kliertje werd uitgesneden, de eene helft werd bij een proefdier ingebracht, de andere helft werd voor microscopisch onderzoek gebruikt. Het bloedbeeld bleek

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 126