11 gelijk men weet ook Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen behoorde Ter beslechting van het geschil, heet het verder, hadden de beide partijen een schikking aangegaan van den volgenden inhoud. Aan de schepenen wordt het recht toegekend om in het huis een plaats te geven aan zeven arme personen van beiderlei kunne, die men uit zijn inkomsten zou onderhouden maar welke zelf voor hun kleeding hadden te zorgen, en die voor zooveel zij daartoe bij machte waren alle werkzaamheden zouden moeten doen, welke de regenten (administratores) hun opdragen. Zoo dikwijls de jaar- lijksche inkomsten met een bedrag van tien pond 2) toenemen en hiervan aan den bisschop of zijn vicaris door de schepenen het bewijs is geleverd, mogen de schepenen telkens een armen provenier meer opnemen. Het beheer over de goederen zal berusten bij vier regenten (administratores), te benoemen voor de helft door den bisschop en voor de wederhelft door de schepenen. Zij zijn bevoegd om iemand tot administrateur aan te stellen, dien zij naar welgevallen door een ander mogen vervangen en van wien zij rekening en verant woording kunnen vorderen zoo dikwijls hun dit belieft. Zonder hun toestemming mag de administrateur ten laste van het huis geen schulden aangaan boven de veertig schellingen (solidi) noch goederen van hetzelve verkoopen, wier waarde het genoemde be drag overtreft. Evenmin staat het de regenten zelf vrij om zonder uitdrukkelijk verlof van den bisschop vaste goederen van het. ge sticht te verkoopen of te vervreemden. Eindelijk mogen de regenten de armen, welke de schepenen in het huis hebben geplaatst, bij voorkomende vergrijpen straffen hetzij met uitzetting, tijdelijk of voor goed, hetzij op andere wijze, al naar gelang van de grootte van het misdrijf. In het huis mogen niet meer clan zes „broeders" of „zusters" worden opgenomen. Dezen moeten een kloosterlijk gewaad dragen, door den bisschop of zijn gevolmachtigde worden „gekleed" cn de kloostergelofte afleggen. Vacatures onder hen zullen worden vervuld door de overblijvende broeders en zusters te Alleen Biervliet behoorde tot het bisdom van Utrecht. 2) Welke ponden of schellingen zijn bedoeld (Vlaamsche of Parijsche) blijkt niet*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 63