12
zamen met de regenten. Kunnen dezen het over de vervulling
van zulk een vacature niet eens worden, dan zal de openge
vallen plaats hij meerderheid van stemmen worden vergeven door
een gevolmachtigde van den bisschop en tien van de stads-
schepenen.
Ten slotte stelt de overeenkomst vast dat het bestuur over de
geestelijke aangelegenheden van het huis uitsluitend toekomt aan
den bisschop, en dat voorkomende geschillen tusschen de regenten
over de wereldlijke zaken bijgelegd moeten worden door 's bisschops
gevolmachtigde en de zoo even genoemde tien schepenen.
Men ziet, van het huisvesten van dakloozen rept de overeen
komst van 1258 met geen enkel woord. Toch zou het voorbarig
wezen hieruit te besluiten dat het gesticht toenmaals de deur
voor hen gesloten hield. Yeeleer ligt het vermoeden voor de
hand dat dit punt buiten geschil was en bij gevolg in de
schikking niet behoefde te worden geregeld. Want dat in een
stad zoo druk van handel en nering het verstrekken van kosteloos
nachtverblijf aan arme passanten evenzeer noodig was als elders,
spreekt van zelf. Bovendien bestond te Aardenburg aan een zoo
danig toevluchtsoord voor onvermogende vreemdelingen des te
grooter behoefte sedert de in 1273 begonnen wonderen van het
vermaarde Lieve Vrouwebeeld in de Mariakerk 3) een schare van
bedevaartgangers herwaarts lokten. Waar nu zou men de armen
onder hen hebben geherbergd zoo niet in het gasthuis van St. Jan,
welks naam reeds aanduidt dat het vóór alles ten bate van
„gasten", dat is vreemdelingen, dienen moest?
Dat verder de overeenkomst geenerlei melding maakt van
ziekenzorg vindt denkelijk zijn verklaring in dezelfde oorzaak,
het onderwerp zal bij het sluiten van de overeenkomst niet zijn
aangeroerd om de eenvoudige reden, dat er geen moeilijkheden
tusschen den bisschop en den magistraat over waren gerezen 2).
1) Zie Moll, Kerkgeschiedenis van Nederland voor de Hervorming, Arnhem
1864—1871, II, IV, blzz. 83, 44.
2) Met bet „huns ter zieker luden" binnen Aardenburg, waarvan de keurbrief
in artikel 152, 153 en 159 spreekt (Van Oyen, Rechtsbronnen der stad Aarden
burg, 's-Grav. 1892, blz. 115) is denkelijk niet het St. Jansbospitaal bedoeld maar
het Leprozen- of Melaatschenhuis, dat al in 1246 bestond (zie de acte van 4 Janu-