26
en aldaar te verklaarsene liaarlieder namen, woonste, vocatie 2)
enz., en alsdan teeken te ontfane 3) omme gelogeerd te zijne" 4).
Welke beweegredenen tot dat besluit hebben genoopt, vernemen
wij niet. Mogelijk stond het in verband met het schrikbewind
van Alva, dat sedert 1567 een aantal landzaten tot zwervers en
bedelaars had gemaakt. Men denke maar aan de verbeurdverkla
ringen, door den Bloedraad opgelegd aan zoovelen die betrokken
waren bij de gebeurtenissen van 1566 en waardoor niet zijzelf
alleen maar tegelijkertijd ook huil nabestaanden waren getroffen.
Om verzekerd te zijn dat de gastvrijheid van het gesticht niet
ten goede kwam aan lieden, die haar onwaardig werden gekeurd,
moest blijkbaar het voorschrift dienen, dat wie daar nachtverblijf
begeerde zich eerst voor een onderzoek naar zijn antecedenten bij
den magistraat had te vervoegen en niet mocht worden opgenomen dan
op vertoon van een door dezen afgegeven teeken of toegangsbewijs.
Dat van de gelegenheid om in het gasthuis onder dak te geraken
door menigeen gebruik is gemaakt, bewijzen de ongeveer drie
honderd namen van „schamele passanten", welke in de daarvan
bijgehouden lijst staan opget.eekend 5).
Het besluit van 1568 is almede opmerkelijk wijl het de aandacht
vestigt op de betrekking, waarin het St. Janshuis stond tot de
stadsregeering. In den loop der eeuwen schijnen de burgemeesters
en schepenen, wien reeds de overeenkomst van 1258 medezeggen
schap in het bestier had toegekend, zich geheel als opperregenten
te hebben beschouwdzij noemen zich in de akte van 1426, die
over den provenier Alexander van Reijnghërsvliete handelt,
kortweg „oppervoogden" van het gesticht. En in een andere,
van 1544, erkennen de regenten, de ontvanger en de zusters
zelve lien als zoodanig door hun uitdrukkelijke verklaring dat
zij de geldsom, voor het herstel der gasthuisgebouwen benoodigd,
niet „zouden willen nog vermogen" te leenen zonder alvorens
van burgemeesters en schepenen „als van heurlieder oppervoogden
1) opgevende. 2) beroep. 8) ontvangen.
4) „Andtbouck omme notitie te houden van den namen der scamele passanten
ghelogiert binnen den hospitale van St. Janshuus in Ardemburch beghinnende 8 Ja-
nuarij 1568 (1567)" (Gasthuisarchief, pakket Y loket 11).
5) Zie het aangehaalde Andtbouck".