31 enkappellaan van Eecloo mitsgaders de vier Spanjaarden voorzeid t). Van meer omvang en wijder strekking dan een gewone stroop tocht was de onderneming, welke korten tijd daarna de Vlissingers naar Aardenburg voerde. Om namelijk eenige verlichting te be zorgen aan graaf Bodewijk van Nassau, wien het binnen Bergen in Henegouwen door de belegeraars hoe langer hoe benauwder werd gemaakt, besloten de gouverneur van Veere Jerome Tseraerts en de bevelhebber van de onlangs aangekomen Engelsche hulp troepen, sir Humphrey Gilbert, omtrent half Juli 1572 een aanslag te wagen tegen Brugge, waar zij met eenigen uit de burgerij in verstandhouding stonden en dus een goede kans meenden te hebben van binnen te komen 2). Nadat zij te Vlissingen een genoegzaam garnizoen hadden achtergelaten, staken Tseraerts en Gilbert rond den 13 Juli 1572 met een legertje van vier- a vijfentwintig honderd man de Schelde over naar Nieuwerhaven bij Breskens. Van hier rukten zij op naar Aardenburg, dat zij zonder slag of stoot bezetten „overmits (gelijk de reeds aangehaalde kroniek schrijver schrijft) hetzelve een vervallen stedeken is en zeer weinig gepeupeleerd"3). Ofschoon op hun gedrag jegens de burgerij aanvankelijk niets viel te zeggen, als men zich maar rustig hield, zoo gaven zij te kennen, zou niemand worden misdaan laat het zich toch wel begrijpen dat sommige Aardenburgers, gedachtig aan hetgeen te Eecloo was voorgevallen, het veiliger oordeelden zich uit de voeten te maken. Zoo vluchtte een van de twee burgemeesters naar Brugge en nam pastoor Vincent de Backere de wijk naar Middelburg in Vlaanderen bij zijn ambts broeder Adolf de Hooghe 4). 1) Vlaamsche kronijk, uitgegeven door C. Piot in de Chroniques de Brabant et de Flandre, Brux. 1879, blz. 404. Volgens De Schrevel, Notes et documents pour servir a la biographie de Remi Drieux deuxième évêque de Bruges, in de Annales de la Société d'émulation, Bruges 1897, p. 587, namen de Vlissingers, na de kerk te hebben uitgeplunderd, behalve den pastoor, den kapellaau en de vier Spaansche soldaten, ook nog den koster, den baljuw en den burgemeester mede, en zouden deze altegader den 6 Juli in Den Briel zijn opgehangen. 2) Memoriën van Roger Williams, uitgegeven door Bodel Nijenhuis, Utrecht 1864, blz. 97. 3) Roger Williams, a.w. blz. 97 Piot, Vlaamsche kronijk, blz. 405. 4) Piot, Vlaamsche kronijk, blz. 405 Janssen, Kerkherv. in Vlaanderen, blz. 304, 305.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1924 | | pagina 83