49
heeft het voorrecht gehad onder haar leden tusschen de jaren
16211726 acht gouden bruiloften te mogen vieren, die door
evenveel gouden gedenkpenningen zijn vereeuwigd.
Zeven dezer medailles zijn op een fraaie gravure door J. Goeree
sierlijk afgebeeld.
Legpenningen.
Na het vele, dat in de laatste jaren over deze soort penningen
door verschillende schrijvers is medegedeeld, mag verondersteld
worden, dat het tamelijk algemeen bekend is, dat legpenningen
werden gebruikt als hulpmiddel bij het rekenen. Dat ging op
lijnen, die met krijt of anderszins op daarvoor ingerichte tafels
of op toonbanken werden getrokken. Iedere lijn vertegenwoordigde
een vast getal eenheden, ÏOOO-IOO-IO-I-1^ enz. Een penning op
de bovenste lijn gelegd gold dan voor 1000, als men bijv. niet
hooger dan tot 9000 te rekenen had. De halve eenheden werden
tusschen de lijnen gelegd. Het rekenen met penningen ging na
eenige oefening zeer vlug. Later, toen de Arabische cijfers, die
thans in gebruik zijn, de onhandige Romeinsche hadden ver
drongen, nam het rekenen met penningen al meer en meer af
om eindelijk voor goed te verdwijnen. Staten, stedelijke besturen
enz. schonken op nieuwjaarsdag_ meestal een of meerdere stellen
„leggelt" aan de leden of aan de beambten in hun dienst. De
hoogere beambten kregen het leggeld in zilver, de ondergeschikten
in koper. Wie zelfs voor deze laatste niet in aanmerking kwam,
kocht de benoodigde rekenpenningen in de maljenierswinkels. Dit
waren de zoogenaamde Neurenberger rekenpenningen, maar er waren
ook veel Eransche in gebruik, die veelal in Doornik zijn geslagen.
De muntmeestersrekeningen der Grafelijke munt van Zeeland,
1) Een dezer acht gouden penningen was ter eere van Marten Ruyckhavers,
burgemeester van Haarlem, en Alit van der Laan. Zij waren de schoonouders
van Hans van Loon, den jubilaris van 1647.
De acht penningen zijn eveneens vermeld bij J. Kok. Vaderlandsch woordenboek
op het geslacht Van Loon - zie deel XKLK, blz. 139 en 140 en werden in
goud bewaard bij een lid der familie Van Loon, Douairière W. van Loonde
Winter. Elke penning berust in een ivoren doosje, sommige in bodem en deksel
met geschilderd portret in miniatuur en deze doosjes, op elkander geschroefd,
vormen één geheel, in de gedaante van eeu koker. Dirks. Penningkundig Reper
torium I, no. 1062.
Archief 1925
4