60
en 416. Dirks. Essai, no. 131 Van Orden 2), pi. XIV, no. 2.
In mijn verzameling bevindt zich een variëteit met slechts
één kogel ter weerszijden van liet gildenummer. Tin.
38. 1623. Begrafenispenning.
Voorzijde: Lijkbaar met afhangend doodskleed, waarop in een
versierd ovaal een phoenix Omschrift HEDEN MY
MORGEN DY. Boven de baar Ao 1623.
Keerzijde als de keerzijde van den voorgaanden penning.
Geelkoper. Kon. Penningkabinet.
39. 1628. Schutterspenning van de Confrérie van
„de Edele Handboog" te Middelburg. (Afb. 25.)
De gildepenning dezer Confrérie is mede door Looee vervaar
digd. Verschillende details wijzen dit met zekerheid uit; daarbij is
het een artistieke penning, die door een kunstenaar moet zijn gemaakt.
De voorzijde stelt het wapen der Confrérie vooreen groot
gouden kruis op een veld van keel, in de hoeken vier kleinere
staande gouden kruizen zijnde het wapen van Jeruzalem
door sierlijke krullen omlijst. Onderaan, ingegraveerd, het gilde-
nummer.. Parelrand.
Keerzijde: Een tropee, bestaande uit een pijlkoker, met af
hangende kwast, waarin pijlen steken, twee handbogen, waarvan
één gespannen en één opgerold is, vervolgens nog twee losse
pijlen. Tusschen alles kronkelende linten. Onderaan het jaartal
1628. De 1 omgedraaid geeft duidelijk een L te zien. Ook op
dezen penning vindt men in het opschriftAENSIEN DOET
GEDENCKE' de typische Looffsche krullen aan de begin- en
eindletters terug. Parelrand.
40. Van Orden geeft de afbeelding van een dergelijken
penning met het jaartal 1625 en met GEDENCKEN en andere
kleine stempelverschillen. Loore heeft de eerste stempels dus reeds
in 1625 gemaakt.
1) J. Dirks. Essai d'une monographie des médailles et mêreaux des corporations
arrneês des Pays-Bas, in Revue de la Numismatique beige 1866.
2) G. van Orden. Bijdrage?i tot de Penningkunde van het koninkrijk der
Nederlanden. Zaandam 1880.